Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- toque:
- toquer:
-
toqué:
- estúpido; bobo; loco; burro; como loco; idiota; mentecato; loquillo; desconcertado; indolente; furioso; caótico; demente; chalado; curioso; confuso; absurdo; locamente; cú-cú; Juan Lanas; extraño; chiflado; perezoso; mudo; cucú; cretino; desequilibrado; tonto; raro; peculiar; ganso; perturbado; enmarañado; típico; desordenado; necio; característico; tontamente; con locura; loco de remate; descabellado; ofuscado; insano; obcecado
- loco; mequetrefe; retardado; subnormal; deficiente mental; idiota; imbécil; demente; tonto; loca; chiflado; perturbado mental; trastornado; trastornada; enfermo mental; boba; bufón; bobo; nulidad; simplón; enajenado; enajenada
-
Wiktionary:
- toque → gorro
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
- toque:
- tocar:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor toque (Frans) in het Spaans
toque:
Vertaal Matrix voor toque:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
protector | toque | bienfaiteur; gardien; mécène; patron; patronne; protecteur; protectrice; veilleur de nuit |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
protector | protecteur |
Synoniemen voor "toque":
toquer:
toquer werkwoord (toque, toques, toquons, toquez, toquent, toquais, toquait, toquions, toquiez, toquaient, toquai, toquas, toqua, toquâmes, toquâtes, toquèrent, toquerai, toqueras, toquera, toquerons, toquerez, toqueront)
-
toquer (battre; frapper; cliqueter; taper sur; taper; heurter; claquer; cogner; craqueter)
golpear; dar golpes; dar golpecitos en una puerta o ventana-
golpear werkwoord
-
dar golpes werkwoord
-
dar golpecitos en una puerta o ventana werkwoord
-
-
toquer (toucher légèrement; frôler; toucher; effleurer; mélanger; marquer d'un point; toucher un moment; toucher à peine à)
tocar; fomentar; alterar; mencionar de paso; cobrar; rozar; interrumpir; excitar; perturbar; trastornar; desordenar; tocar un poco; tocar apenas; tocar un momento; rozar apenas-
tocar werkwoord
-
fomentar werkwoord
-
alterar werkwoord
-
mencionar de paso werkwoord
-
cobrar werkwoord
-
rozar werkwoord
-
interrumpir werkwoord
-
excitar werkwoord
-
perturbar werkwoord
-
trastornar werkwoord
-
desordenar werkwoord
-
tocar un poco werkwoord
-
tocar apenas werkwoord
-
tocar un momento werkwoord
-
rozar apenas werkwoord
-
Conjugations for toquer:
Présent
- toque
- toques
- toque
- toquons
- toquez
- toquent
imparfait
- toquais
- toquais
- toquait
- toquions
- toquiez
- toquaient
passé simple
- toquai
- toquas
- toqua
- toquâmes
- toquâtes
- toquèrent
futur simple
- toquerai
- toqueras
- toquera
- toquerons
- toquerez
- toqueront
subjonctif présent
- que je toque
- que tu toques
- qu'il toque
- que nous toquions
- que vous toquiez
- qu'ils toquent
conditionnel présent
- toquerais
- toquerais
- toquerait
- toquerions
- toqueriez
- toqueraient
passé composé
- ai toqué
- as toqué
- a toqué
- avons toqué
- avez toqué
- ont toqué
divers
- toque!
- toquez!
- toquons!
- toqué
- toquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor toquer:
Synoniemen voor "toquer":
toqué:
-
toqué (idiot; fou; farfelu; imbécile; bête; dérangé; frénétique; loufoque; dingue; perturbé; sot; stupide; délirant; idiotement; débile; dément; effréné; cinglé; follement; troublé; absurde; sottement; d'une manière imbécile)
estúpido; bobo; loco; burro; como loco; idiota; mentecato; loquillo; desconcertado; indolente; furioso; caótico; demente; chalado; curioso; confuso; absurdo; locamente-
estúpido bijvoeglijk naamwoord
-
bobo bijvoeglijk naamwoord
-
loco bijvoeglijk naamwoord
-
burro bijvoeglijk naamwoord
-
como loco bijvoeglijk naamwoord
-
idiota bijvoeglijk naamwoord
-
mentecato bijvoeglijk naamwoord
-
loquillo bijvoeglijk naamwoord
-
desconcertado bijvoeglijk naamwoord
-
indolente bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
caótico bijvoeglijk naamwoord
-
demente bijvoeglijk naamwoord
-
chalado bijvoeglijk naamwoord
-
curioso bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
absurdo bijvoeglijk naamwoord
-
locamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
toqué (absurde; idiotement; folle; fou; dingue; bête; stupide; délirant; frénétique; sottement; sot; brumeux; idiot)
cú-cú; Juan Lanas; extraño; loco; chiflado; perezoso; mudo; cucú; desconcertado; absurdo; cretino; chalado; desequilibrado; tonto; raro; peculiar; ganso; locamente; perturbado; loquillo; como loco; enmarañado; curioso; típico; desordenado; necio; característico; tontamente; con locura; loco de remate; caótico; descabellado; indolente; ofuscado; insano; obcecado-
cú-cú bijvoeglijk naamwoord
-
Juan Lanas bijvoeglijk naamwoord
-
extraño bijvoeglijk naamwoord
-
loco bijvoeglijk naamwoord
-
chiflado bijvoeglijk naamwoord
-
perezoso bijvoeglijk naamwoord
-
mudo bijvoeglijk naamwoord
-
cucú bijvoeglijk naamwoord
-
desconcertado bijvoeglijk naamwoord
-
absurdo bijvoeglijk naamwoord
-
cretino bijvoeglijk naamwoord
-
chalado bijvoeglijk naamwoord
-
desequilibrado bijvoeglijk naamwoord
-
tonto bijvoeglijk naamwoord
-
raro bijvoeglijk naamwoord
-
peculiar bijvoeglijk naamwoord
-
ganso bijvoeglijk naamwoord
-
locamente bijvoeglijk naamwoord
-
perturbado bijvoeglijk naamwoord
-
loquillo bijvoeglijk naamwoord
-
como loco bijvoeglijk naamwoord
-
enmarañado bijvoeglijk naamwoord
-
curioso bijvoeglijk naamwoord
-
típico bijvoeglijk naamwoord
-
desordenado bijvoeglijk naamwoord
-
necio bijvoeglijk naamwoord
-
característico bijvoeglijk naamwoord
-
tontamente bijvoeglijk naamwoord
-
con locura bijvoeglijk naamwoord
-
loco de remate bijvoeglijk naamwoord
-
caótico bijvoeglijk naamwoord
-
descabellado bijvoeglijk naamwoord
-
indolente bijvoeglijk naamwoord
-
ofuscado bijvoeglijk naamwoord
-
insano bijvoeglijk naamwoord
-
obcecado bijvoeglijk naamwoord
-
-
toqué (complètement dingue; fou; dingue)
loquillo; chiflado; loco de remate; estúpido; chalado-
loquillo bijvoeglijk naamwoord
-
chiflado bijvoeglijk naamwoord
-
loco de remate bijvoeglijk naamwoord
-
estúpido bijvoeglijk naamwoord
-
chalado bijvoeglijk naamwoord
-
-
toqué (folle; imbécile; fou; dingue; dérangé; frénétique; absurde; perturbé; stupide; effréné; bête; sottement; idiotement; sot; farfelu; débile; dément; idiot; cinglé; délirant; follement; troublé; loufoque; d'une manière imbécile)
-
le toqué (aliéné; fou; handicapé mental; imbécile; écervelé)
el loco; el mequetrefe; el retardado; el subnormal; el deficiente mental; la idiota; el imbécil; el demente; el tonto -
le toqué (malade mental; imbécile; sot; forcené; barbare; fou; dément; idiot; déséquilibré; enragé; aliéné mental)
la loca; el chiflado; el loco; el perturbado mental; el trastornado; la trastornada; el enfermo mental -
le toqué (nullité; fou; imbécile; nullard; niais; nigaud; sot; idiot; minus)
-
le toqué (déséquilibré; fou; nigaud; sot; dément; aliéné; desaxé)
la trastornada; la loca; el perturbado mental; el enajenado; el loco; el demente; la enajenada; el trastornado
Vertaal Matrix voor toqué:
Synoniemen voor "toqué":
Verwante vertalingen van toque
Spaans
Uitgebreide vertaling voor toque (Spaans) in het Frans
toque:
-
el toque
-
el toque (mancha; golpe)
-
el toque (borrón; mastuerzo; chanclo; grumo; pedazo; pedazón; golpe; zueco; terrón; terrones; borrones; galocha; mancha; limanda; trozón)
-
el toque (pincelada)
-
el toque (pedazo; golpe; mancha; zueco; chanclo; grumo; terrón; borrón; mastuerzo; galocha; limanda; pedazón; trozón)
Vertaal Matrix voor toque:
Verwante woorden van "toque":
Synoniemen voor "toque":
Wiktionary: toque
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toque | → touchau | ↔ touchstone — A stone used to test the quality of gold alloys |
tocar:
-
tocar
jouer de; manoeuvrer-
jouer de werkwoord
-
manoeuvrer werkwoord (manoeuvre, manoeuvres, manoeuvrons, manoeuvrez, manoeuvrent, manoeuvrais, manoeuvrait, manoeuvrions, manoeuvriez, manoeuvraient, manoeuvrai, manoeuvras, manoeuvra, manoeuvrâmes, manoeuvrâtes, manoeuvrèrent, manoeuvrerai, manoeuvreras, manoeuvrera, manoeuvrerons, manoeuvrerez, manoeuvreront)
-
-
tocar
-
tocar (manosear; palpar)
toucher; palper; tâtonner; tâter-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
palper werkwoord (palpe, palpes, palpons, palpez, palpent, palpais, palpait, palpions, palpiez, palpaient, palpai, palpas, palpa, palpâmes, palpâtes, palpèrent, palperai, palperas, palpera, palperons, palperez, palperont)
-
tâtonner werkwoord (tâtonne, tâtonnes, tâtonnons, tâtonnez, tâtonnent, tâtonnais, tâtonnait, tâtonnions, tâtonniez, tâtonnaient, tâtonnai, tâtonnas, tâtonna, tâtonnâmes, tâtonnâtes, tâtonnèrent, tâtonnerai, tâtonneras, tâtonnera, tâtonnerons, tâtonnerez, tâtonneront)
-
tâter werkwoord (tâte, tâtes, tâtons, tâtez, tâtent, tâtais, tâtait, tâtions, tâtiez, tâtaient, tâtai, tâtas, tâta, tâtâmes, tâtâtes, tâtèrent, tâterai, tâteras, tâtera, tâterons, tâterez, tâteront)
-
-
tocar (concenir; referirse a)
concerner; regarder; toucher; s'agir de-
concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, concernent, concernais, concernait, concernions, concerniez, concernaient, concernai, concernas, concerna, concernâmes, concernâtes, concernèrent, concernerai, concerneras, concernera, concernerons, concernerez, concerneront)
-
regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
s'agir de werkwoord
-
-
tocar (alterar; fomentar; mencionar de paso; cobrar; rozar; interrumpir; excitar; perturbar; trastornar; desordenar; tocar un poco; rozar apenas; tocar apenas; tocar un momento)
frôler; toucher; toucher légèrement; effleurer; mélanger; toquer; marquer d'un point; toucher un moment; toucher à peine à-
frôler werkwoord (frôle, frôles, frôlons, frôlez, frôlent, frôlais, frôlait, frôlions, frôliez, frôlaient, frôlai, frôlas, frôla, frôlâmes, frôlâtes, frôlèrent, frôlerai, frôleras, frôlera, frôlerons, frôlerez, frôleront)
-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
toucher légèrement werkwoord
-
effleurer werkwoord (effleure, effleures, effleurons, effleurez, effleurent, effleurais, effleurait, effleurions, effleuriez, effleuraient, effleurai, effleuras, effleura, effleurâmes, effleurâtes, effleurèrent, effleurerai, effleureras, effleurera, effleurerons, effleurerez, effleureront)
-
mélanger werkwoord (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, mélangent, mélangeais, mélangeait, mélangions, mélangiez, mélangeaient, mélangeai, mélangeas, mélangea, mélangeâmes, mélangeâtes, mélangèrent, mélangerai, mélangeras, mélangera, mélangerons, mélangerez, mélangeront)
-
toquer werkwoord (toque, toques, toquons, toquez, toquent, toquais, toquait, toquions, toquiez, toquaient, toquai, toquas, toqua, toquâmes, toquâtes, toquèrent, toquerai, toqueras, toquera, toquerons, toquerez, toqueront)
-
marquer d'un point werkwoord
-
toucher un moment werkwoord
-
toucher à peine à werkwoord
-
-
tocar (tocar en suerte; corresponder)
Conjugations for tocar:
presente
- toco
- tocas
- toca
- tocamos
- tocáis
- tocan
imperfecto
- tocaba
- tocabas
- tocaba
- tocábamos
- tocabais
- tocaban
indefinido
- toqué
- tocaste
- tocó
- tocamos
- tocasteis
- tocaron
fut. de ind.
- tocaré
- tocarás
- tocará
- tocaremos
- tocaréis
- tocarán
condic.
- tocaría
- tocarías
- tocaría
- tocaríamos
- tocaríais
- tocarían
pres. de subj.
- que toque
- que toques
- que toque
- que toquemos
- que toquéis
- que toquen
imp. de subj.
- que tocara
- que tocaras
- que tocara
- que tocáramos
- que tocarais
- que tocaran
miscelánea
- ¡toca!
- ¡tocad!
- ¡no toques!
- ¡no toquéis!
- tocado
- tocando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el tocar
-
el tocar
Vertaal Matrix voor tocar:
Synoniemen voor "tocar":
Wiktionary: tocar
tocar
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens.
-
présenter de nouveau.
-
rendre un son.
-
Mettre la main sur quelque chose
-
Jouer d’un instrument de musique
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tocar | → palper; toucher | ↔ feel — transitive: to sense by touch |
• tocar | → jouer | ↔ play — produce music using a musical instrument (transitive sense), affecting a noun |
• tocar | → jouer | ↔ play — produce music using a musical instrument (intransitive sense, not affecting a noun) |
• tocar | → sonner | ↔ toll — to make the noise of a bell |
• tocar | → toucher | ↔ touch — make physical contact with |
• tocar | → toucher | ↔ touch — affect emotionally |
• tocar | → toucher | ↔ toucheren — inwendig onderzoeken met de vingers |
• tocar | → jouer jusqu'au bout | ↔ afspelen — tot het einde toe spelen |
• tocar | → toucher | ↔ aanraken — fysiek contact maken met iets |
• tocar | → toucher | ↔ aankomen — aanraken |
• tocar | → toucher | ↔ anfassen — jemanden / etwas anfassen; mit der Hand oder den Fingern absichtlich etwas Fassbares berühren |
• tocar | → toucher | ↔ anrühren — jemand oder etwas anfassen, berühren |
• tocar | → toucher | ↔ berühren — jemanden / etwas berühren: mit dem Äußeren seines Körpers mit einer Sache oder einer Person in Kontakt kommen |
• tocar | → toucher | ↔ berühren — etwas berühren: einen bestimmten Inhalt ansprechen, zum Beispiel ein Thema |
• tocar | → toucher | ↔ berühren — jemanden berühren: zur einem Gefühl anregen, zum Beispiel zu Trauer, Nachdenklichkeit oder Unmut |
• tocar | → revenir | ↔ entfallen — jemandem zuteil werden, einen bestimmten Anteil jemandem zuordnen |