Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- luisant:
- luire:
-
Wiktionary:
- luisant → brillante
- luisant → luminoso, resplandeciente, brillante, claro, lucio, reluciente, lustroso
- luire → lucir
- luire → esclarecer, alborear, amanecer, brillar, lucir
Frans
Uitgebreide vertaling voor luisant (Frans) in het Spaans
luisant:
-
luisant (brillant; resplendissant; reluisant)
brillante; reluciente; resplandeciente-
brillante bijvoeglijk naamwoord
-
reluciente bijvoeglijk naamwoord
-
resplandeciente bijvoeglijk naamwoord
-
-
luisant (lumineux; brillant; phosphorescent)
-
luisant (étincelant; brillant; rayonnant)
brillante; lustroso; reluciente; resplandeciente; rebosante de alegría-
brillante bijvoeglijk naamwoord
-
lustroso bijvoeglijk naamwoord
-
reluciente bijvoeglijk naamwoord
-
resplandeciente bijvoeglijk naamwoord
-
rebosante de alegría bijvoeglijk naamwoord
-
-
luisant (scintillant; brillant)
brillante; reluciente; resplandeciente; relumbrante-
brillante bijvoeglijk naamwoord
-
reluciente bijvoeglijk naamwoord
-
resplandeciente bijvoeglijk naamwoord
-
relumbrante bijvoeglijk naamwoord
-
-
luisant (rayonnant; brillant; étincelant)
Vertaal Matrix voor luisant:
Synoniemen voor "luisant":
Wiktionary: luisant
luire:
luire werkwoord (luis, luit, luisons, luisez, luisent, luisais, luisait, luisions, luisiez, luisaient, luisis, luisit, luisîmes, luisîtes, luisirent, luirai, luiras, luira, luirons, luirez, luiront)
-
luire (briller; faire soleil; rayonner; illuminer; donner de lumière)
-
luire (briller; rayonner; resplendir; étinceler)
brillar; relucir; irradiar; resplandecer; radiar-
brillar werkwoord
-
relucir werkwoord
-
irradiar werkwoord
-
resplandecer werkwoord
-
radiar werkwoord
-
-
luire (briller; exceller; rayonner; étinceler; scintiller; resplendir; reluire)
brillar; relucir; resplandecer; chispear; destellar; fulgurar; centellear-
brillar werkwoord
-
relucir werkwoord
-
resplandecer werkwoord
-
chispear werkwoord
-
destellar werkwoord
-
fulgurar werkwoord
-
centellear werkwoord
-
-
luire (briller; reluire)
-
luire (émettre qc; briller; rayonner; resplendir; étinceler; respirer qc)
-
luire (commencer à faire jour; poindre)
apuntar el día; amanecer; resplandecer-
apuntar el día werkwoord
-
amanecer werkwoord
-
resplandecer werkwoord
-
-
luire (briller; rayonner; être plein de vie; resplendir; étinceler; être plein d'ardeur)
brillar; resplandecer; radiar; arder de-
brillar werkwoord
-
resplandecer werkwoord
-
radiar werkwoord
-
arder de werkwoord
-
Conjugations for luire:
Présent
- luis
- luis
- luit
- luisons
- luisez
- luisent
imparfait
- luisais
- luisais
- luisait
- luisions
- luisiez
- luisaient
passé simple
- luisis
- luisis
- luisit
- luisîmes
- luisîtes
- luisirent
futur simple
- luirai
- luiras
- luira
- luirons
- luirez
- luiront
subjonctif présent
- que je luise
- que tu luises
- qu'il luise
- que nous luisions
- que vous luisiez
- qu'ils luisent
conditionnel présent
- luirais
- luirais
- luirait
- luirions
- luiriez
- luiraient
passé composé
- ai luit
- as luit
- a luit
- avons luit
- avez luit
- ont luit
divers
- luis!
- luisez!
- luisons!
- luit
- luisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles