Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
osciller:
- balancearse; balancear; oscilar; arrojar; salir a borbotones de; columpiarse; borbotear por; agitar; mecer; ondear; escorar; bambolearse; rizar; blandir; fluctuar; agitarse; tambalearse; mecerse; serpentear; renguear; hacer eses; ondularse; saludar con la mano; moverse continuamente; dar bandazos; hacer oscilar; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de; cambiar; vacilar; tambalear; desequilibrarse; intercambiar; anadear; titubear; balbucear; desmayar; tartamudear; balbucir; desanimarse; arredrarse; tartajear; andar tambaleándose; desalentarse; mover; retorcer
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor osciller (Frans) in het Spaans
osciller:
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
osciller (dodeliner; bercer; balancer; bringuebaler; se balancer; brimbaler)
balancearse-
balancearse werkwoord
-
-
osciller (pendiller; se balancer)
-
osciller (jeter des flambes; flamber; vaciller; trembloter)
-
osciller (être houleux; secouer; balancer; chanceler; tituber; se balancer; être bercé; vaciller)
arrojar; salir a borbotones de; columpiarse; borbotear por; agitar; mecer; ondear; escorar; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; fluctuar; agitarse; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; ondularse; saludar con la mano; moverse continuamente; dar bandazos; hacer oscilar; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de-
arrojar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
borbotear por werkwoord
-
agitar werkwoord
-
mecer werkwoord
-
ondear werkwoord
-
escorar werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
agitarse werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
ondularse werkwoord
-
saludar con la mano werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
borbotear de werkwoord
-
-
osciller (fluctuer; vaciller; tituber)
cambiar; vacilar; tambalear; fluctuar; tambalearse; desequilibrarse; intercambiar; anadear; titubear; balancear; serpentear; balancearse; moverse continuamente-
cambiar werkwoord
-
vacilar werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
desequilibrarse werkwoord
-
intercambiar werkwoord
-
anadear werkwoord
-
titubear werkwoord
-
balancear werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
-
osciller (agiter; virer; secouer; tourner; sursauter; balancer; vaciller; tituber; tressauter; bercer; chanceler; fluctuer; cahoter; se balancer; brimbaler; se déporter)
oscilar; tambalear; balancearse; hacer eses-
oscilar werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
-
osciller (chanceler; vaciller; balancer)
balbucear; tambalear; arrojar; vacilar; desmayar; titubear; tartamudear; balancear; escorar; columpiarse; fluctuar; tambalearse; balbucir; desanimarse; bambolearse; arredrarse; balancearse; renguear; tartajear; desequilibrarse; moverse continuamente; andar tambaleándose; desalentarse-
balbucear werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
arrojar werkwoord
-
vacilar werkwoord
-
desmayar werkwoord
-
titubear werkwoord
-
tartamudear werkwoord
-
balancear werkwoord
-
escorar werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
balbucir werkwoord
-
desanimarse werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
arredrarse werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
tartajear werkwoord
-
desequilibrarse werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
andar tambaleándose werkwoord
-
desalentarse werkwoord
-
-
osciller (vaciller; bercer; balancer; chanceler)
mecer; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; escorar; columpiarse; fluctuar; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; moverse continuamente; dar bandazos; hacer oscilar; salir a borbotones de; entrar a chorros en; saltar sobre-
mecer werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
escorar werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
-
osciller (bercer; secouer; balancer; être bercé; se balancer; être houleux; vaciller; chanceler; tituber)
-
osciller (tordre légèrement; secouer; agiter; tordre; tournoyer)
Conjugations for osciller:
Présent
- oscille
- oscilles
- oscille
- oscillons
- oscillez
- oscillent
imparfait
- oscillais
- oscillais
- oscillait
- oscillions
- oscilliez
- oscillaient
passé simple
- oscillai
- oscillas
- oscilla
- oscillâmes
- oscillâtes
- oscillèrent
futur simple
- oscillerai
- oscilleras
- oscillera
- oscillerons
- oscillerez
- oscilleront
subjonctif présent
- que j'oscille
- que tu oscilles
- qu'il oscille
- que nous oscillions
- que vous oscilliez
- qu'ils oscillent
conditionnel présent
- oscillerais
- oscillerais
- oscillerait
- oscillerions
- oscilleriez
- oscilleraient
passé composé
- ai oscillé
- as oscillé
- a oscillé
- avons oscillé
- avez oscillé
- ont oscillé
divers
- oscille!
- oscillez!
- oscillons!
- oscillé
- oscillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles