Frans
Uitgebreide vertaling voor investi (Frans) in het Spaans
investi:
-
investi (encerclé; ci-joint; sous ce pli; inclus)
incluido; anexo; sellado; encasillado; incluso; aislado; añadido; envuelto; encerrado; designado; encarcelado; copado; precintado; encuadrado-
incluido bijvoeglijk naamwoord
-
anexo bijvoeglijk naamwoord
-
sellado bijvoeglijk naamwoord
-
encasillado bijvoeglijk naamwoord
-
incluso bijvoeglijk naamwoord
-
aislado bijvoeglijk naamwoord
-
añadido bijvoeglijk naamwoord
-
envuelto bijvoeglijk naamwoord
-
encerrado bijvoeglijk naamwoord
-
designado bijvoeglijk naamwoord
-
encarcelado bijvoeglijk naamwoord
-
copado bijvoeglijk naamwoord
-
precintado bijvoeglijk naamwoord
-
encuadrado bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor investi:
Synoniemen voor "investi":
investir:
investir werkwoord (investis, investit, investissons, investissez, investissent, investissais, investissait, investissions, investissiez, investissaient, investîmes, investîtes, investirent, investirai, investiras, investira, investirons, investirez, investiront)
-
investir (placer)
Conjugations for investir:
Présent
- investis
- investis
- investit
- investissons
- investissez
- investissent
imparfait
- investissais
- investissais
- investissait
- investissions
- investissiez
- investissaient
passé simple
- investis
- investis
- investit
- investîmes
- investîtes
- investirent
futur simple
- investirai
- investiras
- investira
- investirons
- investirez
- investiront
subjonctif présent
- que j'investisse
- que tu investisses
- qu'il investisse
- que nous investissions
- que vous investissiez
- qu'ils investissent
conditionnel présent
- investirais
- investirais
- investirait
- investirions
- investiriez
- investiraient
passé composé
- ai investi
- as investi
- a investi
- avons investi
- avez investi
- ont investi
divers
- investis!
- investissez!
- investissons!
- investi
- investissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor investir:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
invertir | investir; placer | appliquer; consacrer; coucher; déposer; employer; engager; faire asseoir; faire usage de; fixer; installer; insérer; inverser; mettre; placer; poser; prendre en service; retourner; tourner; utiliser |
Synoniemen voor "investir":
Wiktionary: investir
investir
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• investir | → invertir; investir | ↔ invest — to commit resources in the hope of financial gain |
• investir | → acordonar; envolver; acorralar; encerrar; rodear; cercar | ↔ omsingelen — aan alle kanten omsluiten |
• investir | → investir; invertir | ↔ investeren — (overgankelijk) |
• investir | → envolver; circundar | ↔ insluiten — iets omgeven |
• investir | → imponer; colocar; invertir | ↔ beleggen — geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming |
• investir | → invertir | ↔ anlegen — (transitiv) investieren |
• investir | → invertir | ↔ investieren — etwas als Investition anlegen |
Computer vertaling door derden: