Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- avisé:
- Wiktionary:
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
avisar:
- mettre au courant de; notifier; annoncer; inquiéter; faire connaître; porter à la connaissance de; mettre en garde contre; publier; s'annoncer; mentionner; citer; faire mention de; nommer; informer; mettre au courant; déclarer; donner; faire inscrire; convoquer; appeler; appeler à; sommer; remémorer; citer en justice; interpeller; intimer; assigner en justice; paraître devant le tribunal; sommer de; donner son opinion; proclamer
- convoquer; sommer; notificer
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor avisé (Frans) in het Spaans
avisé:
-
avisé (ingénieuse; brillant; astucieux; ingénieux; averti; agile; habile; avec astuce; habilement; ingénieusement; astucieusement)
perito; apuesto; hábil; diestro; ingenioso; listo; inventivo; ducho; inteligente; habilidoso-
perito bijvoeglijk naamwoord
-
apuesto bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
inventivo bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
-
avisé (malin; intelligent; futé; éveillé; dégourdi; astucieusement; débrouillard; rusé; astucieux; prompt; roublard)
inteligente; zorro; vivo; listo; astuto; ingenioso; despabilado; perspicaz; avispado; despierto-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despabilado bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
-
avisé (rodé)
templado; curtido; experimentado; veterano; endurecido-
templado bijvoeglijk naamwoord
-
curtido bijvoeglijk naamwoord
-
experimentado bijvoeglijk naamwoord
-
veterano bijvoeglijk naamwoord
-
endurecido bijvoeglijk naamwoord
-
-
avisé (au fait; prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; prompt; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement)
inteligente; pronto a la réplica; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; diestro; vivaracho-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
pronto a la réplica bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
oportuno bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
vivaracho bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor avisé:
Synoniemen voor "avisé":
Verwante vertalingen van avisé
Spaans
Uitgebreide vertaling voor avisé (Spaans) in het Frans
avisar:
-
avisar (hacer saber; decir; informar; advertir; poner en conocimiento; anunciar; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
mettre au courant de; notifier; annoncer; inquiéter; faire connaître; porter à la connaissance de; mettre en garde contre; publier; s'annoncer-
mettre au courant de werkwoord
-
notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
inquiéter werkwoord (inquiète, inquiètes, inquiétons, inquiétez, inquiètent, inquiétais, inquiétait, inquiétions, inquiétiez, inquiétaient, inquiétai, inquiétas, inquiéta, inquiétâmes, inquiétâtes, inquiétèrent, inquiéterai, inquiéteras, inquiétera, inquiéterons, inquiéterez, inquiéteront)
-
faire connaître werkwoord
-
porter à la connaissance de werkwoord
-
mettre en garde contre werkwoord
-
publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, publient, publiais, publiait, publiions, publiiez, publiaient, publiai, publias, publia, publiâmes, publiâtes, publièrent, publierai, publieras, publiera, publierons, publierez, publieront)
-
s'annoncer werkwoord
-
-
avisar (presentar; comunicar; mencionar; anunciar; informar de)
-
avisar (mencionar; llamar; hacer mención; nombrar; citar; notificar)
mentionner; citer; faire mention de; nommer; informer; mettre au courant-
mentionner werkwoord (mentionne, mentionnes, mentionnons, mentionnez, mentionnent, mentionnais, mentionnait, mentionnions, mentionniez, mentionnaient, mentionnai, mentionnas, mentionna, mentionnâmes, mentionnâtes, mentionnèrent, mentionnerai, mentionneras, mentionnera, mentionnerons, mentionnerez, mentionneront)
-
citer werkwoord (cite, cites, citons, citez, citent, citais, citait, citions, citiez, citaient, citai, citas, cita, citâmes, citâtes, citèrent, citerai, citeras, citera, citerons, citerez, citeront)
-
faire mention de werkwoord
-
nommer werkwoord (nomme, nommes, nommons, nommez, nomment, nommais, nommait, nommions, nommiez, nommaient, nommai, nommas, nomma, nommâmes, nommâtes, nommèrent, nommerai, nommeras, nommera, nommerons, nommerez, nommeront)
-
informer werkwoord (informe, informes, informons, informez, informent, informais, informait, informions, informiez, informaient, informai, informas, informa, informâmes, informâtes, informèrent, informerai, informeras, informera, informerons, informerez, informeront)
-
mettre au courant werkwoord
-
-
avisar (declarar; abandonar; imponer; anunciar)
déclarer; donner; faire inscrire-
déclarer werkwoord (déclare, déclares, déclarons, déclarez, déclarent, déclarais, déclarait, déclarions, déclariez, déclaraient, déclarai, déclaras, déclara, déclarâmes, déclarâtes, déclarèrent, déclarerai, déclareras, déclarera, déclarerons, déclarerez, déclareront)
-
donner werkwoord (donne, donnes, donnons, donnez, donnent, donnais, donnait, donnions, donniez, donnaient, donnai, donnas, donna, donnâmes, donnâtes, donnèrent, donnerai, donneras, donnera, donnerons, donnerez, donneront)
-
faire inscrire werkwoord
-
-
avisar (hacer venir; evocar; llamar; convocar; notificar; citar a juicio; pedir; citar; requerir; anunciar; reclutar; convocar a)
convoquer; appeler; appeler à; sommer; remémorer; citer en justice; interpeller; notifier; intimer; assigner en justice; paraître devant le tribunal; sommer de-
convoquer werkwoord (convoque, convoques, convoquons, convoquez, convoquent, convoquais, convoquait, convoquions, convoquiez, convoquaient, convoquai, convoquas, convoqua, convoquâmes, convoquâtes, convoquèrent, convoquerai, convoqueras, convoquera, convoquerons, convoquerez, convoqueront)
-
appeler werkwoord (appelle, appelles, appelons, appelez, appellent, appelais, appelait, appelions, appeliez, appelaient, appelai, appelas, appela, appelâmes, appelâtes, appelèrent, appellerai, appelleras, appellera, appellerons, appellerez, appelleront)
-
appeler à werkwoord
-
sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
-
remémorer werkwoord (remémore, remémores, remémorons, remémorez, remémorent, remémorais, remémorait, remémorions, remémoriez, remémoraient, remémorai, remémoras, remémora, remémorâmes, remémorâtes, remémorèrent, remémorerai, remémoreras, remémorera, remémorerons, remémorerez, remémoreront)
-
citer en justice werkwoord
-
interpeller werkwoord (interpelle, interpelles, interpellons, interpellez, interpellent, interpellais, interpellait, interpellions, interpelliez, interpellaient, interpellai, interpellas, interpella, interpellâmes, interpellâtes, interpellèrent, interpellerai, interpelleras, interpellera, interpellerons, interpellerez, interpelleront)
-
notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
intimer werkwoord (intime, intimes, intimons, intimez, intiment, intimais, intimait, intimions, intimiez, intimaient, intimai, intimas, intima, intimâmes, intimâtes, intimèrent, intimerai, intimeras, intimera, intimerons, intimerez, intimeront)
-
assigner en justice werkwoord
-
paraître devant le tribunal werkwoord
-
sommer de werkwoord
-
-
avisar (comunicar)
annoncer; donner son opinion-
annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
donner son opinion werkwoord
-
-
avisar (proclamar; difundir; divulgar; promulgar; emitir; comunicar; revelar; anunciar; declarar; publicar; informar de)
proclamer-
proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, proclament, proclamais, proclamait, proclamions, proclamiez, proclamaient, proclamai, proclamas, proclama, proclamâmes, proclamâtes, proclamèrent, proclamerai, proclameras, proclamera, proclamerons, proclamerez, proclameront)
-
-
avisar (anunciar; convocar; hacer saber; llamar; comunicar; dar a conocer; intimar; convocar a; citar a juicio)
notifier; sommer; convoquer-
notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
-
convoquer werkwoord (convoque, convoques, convoquons, convoquez, convoquent, convoquais, convoquait, convoquions, convoquiez, convoquaient, convoquai, convoquas, convoqua, convoquâmes, convoquâtes, convoquèrent, convoquerai, convoqueras, convoquera, convoquerons, convoquerez, convoqueront)
-
Conjugations for avisar:
presente
- aviso
- avisas
- avisa
- avisamos
- avisáis
- avisan
imperfecto
- avisaba
- avisabas
- avisaba
- avisábamos
- avisabais
- avisaban
indefinido
- avisé
- avisaste
- avisó
- avisamos
- avisasteis
- avisaron
fut. de ind.
- avisaré
- avisarás
- avisará
- avisaremos
- avisaréis
- avisarán
condic.
- avisaría
- avisarías
- avisaría
- avisaríamos
- avisaríais
- avisarían
pres. de subj.
- que avise
- que avises
- que avise
- que avisemos
- que aviséis
- que avisen
imp. de subj.
- que avisara
- que avisaras
- que avisara
- que avisáramos
- que avisarais
- que avisaran
miscelánea
- ¡avisa!
- ¡avisad!
- ¡no avises!
- ¡no aviséis!
- avisado
- avisando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el avisar (notificar)
Vertaal Matrix voor avisar:
Synoniemen voor "avisar":
Wiktionary: avisar
avisar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• avisar | → prévenir; avertir | ↔ waarschuwen — iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn |
• avisar | → avertir; informer | ↔ verwittigen — ~ van iemand ergens van op de hoogte brengen |
• avisar | → aviser | ↔ avisieren — etwas schriftlich oder ähnlich ankündigen, beispielsweise eine Warenlieferung |
• avisar | → aviser | ↔ avisieren — schweizerisch: benachrichtigen |
• avisar | → mettre en garde | ↔ warnen — jemanden auf eine Gefahr aufmerksam machen |
• avisar | → avertir; alerter | ↔ warn — to make someone aware of impending danger |