Overzicht
Frans naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. branchage:
  2. ébranchage:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor branchage (Frans) in het Spaans

branchage:

branchage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le branchage (osier; sièges; fauteuils)
    el asientos; el mimbre; el sillones; el taburetes
  2. le branchage (osier)
    el mimbre
    • mimbre [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor branchage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asientos branchage; fauteuils; osier; sièges bancs; chaises; coins pour s'asseoir; fauteuils; places assises; sièges; tabourets
mimbre branchage; fauteuils; osier; sièges
sillones branchage; fauteuils; osier; sièges bancs; chaises; fauteuils; places assises; sièges; tabourets
taburetes branchage; fauteuils; osier; sièges sièges; tabourets

Synoniemen voor "branchage":


Wiktionary: branchage

branchage
noun
  1. ensemble des branches d’un arbre ou d'un arbuste.

ébranchage:

ébranchage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'ébranchage (éclaircissage; décimation; élagage)
    la disminución considerable

Vertaal Matrix voor ébranchage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disminución considerable décimation; ébranchage; éclaircissage; élagage anéantissement; décimation

Synoniemen voor "ébranchage":