Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
distingué:
- elegante; distinguido; ilustre; destacado; digno; formal; refinado; sublime; muy superior; exaltado; majestuoso; muy elevado; elevado; importante; levantado; respetado; aristocrático; de postín; noble; gracioso; de mucho estilo; airoso; de buen gusto; con gracia; correcto; correctamente; con estilo; solemne; llevado; alzado; imponente; notable; de categoría; real; soberano; principesco; reconocido; reputado; prestigioso; renombrado; ceremonioso; pulido; perfeccionado
-
distinguer:
- distinguir; diferenciar; discernir; ver; mirar; observar; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; suplir; experimentar; cumplir; condecorar; determinar; estar presente; adornar; decorar; calzar la espuela; entrever; advertir
-
Wiktionary:
- distingué → distinguido, sobresaliente, destacado
- distingué → distinguido, distinguida, culto
- distinguer → distinguir
- distinguer → distinguir, discernir, distinguirse
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
distinguir:
- voir; regarder; apercevoir; observer; embrasser du regard; distinguer; faire remarquer; percevoir; remarquer; constater; faire observer; enregistrer; discerner; descerner; se rendre compte de; signaler; caractériser; typer; concevoir; se rendre compte; reconnaître; entendre; saisir; percer; se distinguer; déterminer; examiner; considérer; fixer; surveiller; différencier; opérer une distinction
- distinguirse:
-
Wiktionary:
- distinguir → apercevoir, distinguer, identifier
- distinguir → distinguer, déterminer, différencier
- distinguirse → dépasser, distinguer
Frans
Uitgebreide vertaling voor distingué (Frans) in het Spaans
distingué:
-
distingué (vénérable; solennel; solennellement; noble; respecté; illustre; dignement; d'importance; d'un rang élevé)
elegante; distinguido; ilustre; destacado; digno; formal; refinado; sublime; muy superior; exaltado; majestuoso; muy elevado; elevado; importante; levantado; respetado; aristocrático; de postín; noble-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
ilustre bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
digno bijvoeglijk naamwoord
-
formal bijvoeglijk naamwoord
-
refinado bijvoeglijk naamwoord
-
sublime bijvoeglijk naamwoord
-
muy superior bijvoeglijk naamwoord
-
exaltado bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
muy elevado bijvoeglijk naamwoord
-
elevado bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
levantado bijvoeglijk naamwoord
-
respetado bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
de postín bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (chic; de goût; élégant; esthétique; gracieux; soigné; avec élégance; avec classe; du meilleur goût; gracieusement; esthétiquement; de bon goût; avec grâce; d'un bon style)
elegante; gracioso; de mucho estilo; distinguido; destacado; airoso; de buen gusto; con gracia; de postín; correcto; correctamente; aristocrático; con estilo-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
gracioso bijvoeglijk naamwoord
-
de mucho estilo bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
airoso bijvoeglijk naamwoord
-
de buen gusto bijvoeglijk naamwoord
-
con gracia bijvoeglijk naamwoord
-
de postín bijvoeglijk naamwoord
-
correcto bijvoeglijk naamwoord
-
correctamente bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
con estilo bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (digne; noble; avec dignité; dignement; grave; digne de; solennel; solennellement)
digno; formal; solemne; llevado; elegante; sublime; de postín; muy elevado; destacado; elevado; importante; distinguido; levantado; noble; alzado; exaltado; majestuoso; aristocrático; muy superior-
digno bijvoeglijk naamwoord
-
formal bijvoeglijk naamwoord
-
solemne bijvoeglijk naamwoord
-
llevado bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
sublime bijvoeglijk naamwoord
-
de postín bijvoeglijk naamwoord
-
muy elevado bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
elevado bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
levantado bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
alzado bijvoeglijk naamwoord
-
exaltado bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
muy superior bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (impressionnant; prestigieux; majestueux; convenable; éminent; illustre; dignement; avec distinction; convenablement; solennellement; princièrement; princier; majestueusement; cérémonieusement; cérémonieux)
imponente; majestuoso; distinguido; notable-
imponente bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
notable bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (éminent; dignement; avec distinction)
distinguido; notable; de categoría; destacado; real; importante; elegante; soberano; principesco; aristocrático-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
notable bijvoeglijk naamwoord
-
de categoría bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
real bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
soberano bijvoeglijk naamwoord
-
principesco bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (renommé; reconnu; célèbre; fameux; illustre)
reconocido; reputado; prestigioso; renombrado-
reconocido bijvoeglijk naamwoord
-
reputado bijvoeglijk naamwoord
-
prestigioso bijvoeglijk naamwoord
-
renombrado bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (solennel; vénérable; cérémonieusement; solennellement; digne de; cérémonieux; avec dignité; grave; dignement)
destacado; solemne; digno; distinguido; noble; elegante; exaltado; majestuoso; ceremonioso; muy superior-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
solemne bijvoeglijk naamwoord
-
digno bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
exaltado bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
ceremonioso bijvoeglijk naamwoord
-
muy superior bijvoeglijk naamwoord
-
-
distingué (élégant; chic; raffiné; avec élégance; convenable; élégamment; avec distinction; cérémonieusement; cérémonieux)
distinguido; refinado; destacado; elegante; pulido; aristocrático; perfeccionado; de postín-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
refinado bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
pulido bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
perfeccionado bijvoeglijk naamwoord
-
de postín bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor distingué:
Synoniemen voor "distingué":
Wiktionary: distingué
distingué
Cross Translation:
adjective
-
Qui est au-dessus du lot.
- distingué → distinguido; sobresaliente; destacado
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distingué | → distinguido; distinguida | ↔ distinguiert — gehoben: vornehm; sich durch betont gepflegtes Auftreten oder Ähnliches von anderen abhebend |
• distingué | → culto | ↔ gehoben — vornehm, gewählt (sprachlich, stilistisch) |
distinguer:
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
distinguer (descerner)
-
distinguer (apercevoir; voir; regarder; observer; embrasser du regard; faire remarquer; percevoir; remarquer; constater; faire observer; enregistrer; discerner)
ver; mirar; observar; distinguir; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar-
ver werkwoord
-
mirar werkwoord
-
observar werkwoord
-
distinguir werkwoord
-
abarcar con la vista werkwoord
-
señalar werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
hojear werkwoord
-
luquear werkwoord
-
notar werkwoord
-
percibir werkwoord
-
percatarse de werkwoord
-
darse cuenta de werkwoord
-
contemplar werkwoord
-
reemplazar werkwoord
-
divisar werkwoord
-
desempeñar werkwoord
-
atisbar werkwoord
-
vislumbrar werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
substituir werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
discernir werkwoord
-
suplir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
experimentar werkwoord
-
-
distinguer
distinguir; desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; distinguirse; diferenciarse; condecorar-
distinguir werkwoord
-
desempeñar werkwoord
-
percibir werkwoord
-
cumplir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
divisar werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
condecorar werkwoord
-
-
distinguer (discerner; déterminer)
determinar; distinguir; diferenciar; discernir; destacarse; distinguirse; diferenciarse; condecorar-
determinar werkwoord
-
distinguir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
condecorar werkwoord
-
-
distinguer (observer; voir; se rendre compte de; apercevoir; remarquer; percevoir)
ver; notar; observar; estar presente; percibir; contemplar; distinguir-
ver werkwoord
-
notar werkwoord
-
observar werkwoord
-
estar presente werkwoord
-
percibir werkwoord
-
contemplar werkwoord
-
distinguir werkwoord
-
-
distinguer (décorer; armer chevalier; descerner; recevoir chevalier; adouber; honorer de)
diferenciar; adornar; discernir; decorar; destacarse; calzar la espuela-
diferenciar werkwoord
-
adornar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
decorar werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
calzar la espuela werkwoord
-
-
distinguer (apercevoir; voir; percevoir; se rendre compte de; remarquer; observer; constater; s'apercevoir de; s'aviser de)
darse cuenta de; observar; percibir; entrever; advertir-
darse cuenta de werkwoord
-
observar werkwoord
-
percibir werkwoord
-
entrever werkwoord
-
advertir werkwoord
-
Conjugations for distinguer:
Présent
- distingue
- distingues
- distingue
- distinguons
- distinguez
- distinguent
imparfait
- distinguais
- distinguais
- distinguait
- distinguions
- distinguiez
- distinguaient
passé simple
- distinguai
- distinguas
- distingua
- distinguâmes
- distinguâtes
- distinguèrent
futur simple
- distinguerai
- distingueras
- distinguera
- distinguerons
- distinguerez
- distingueront
subjonctif présent
- que je distingue
- que tu distingues
- qu'il distingue
- que nous distinguions
- que vous distinguiez
- qu'ils distinguent
conditionnel présent
- distinguerais
- distinguerais
- distinguerait
- distinguerions
- distingueriez
- distingueraient
passé composé
- ai distingué
- as distingué
- a distingué
- avons distingué
- avez distingué
- ont distingué
divers
- distingue!
- distinguez!
- distinguons!
- distingué
- distinguant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor distinguer:
Synoniemen voor "distinguer":
Wiktionary: distinguer
distinguer
Cross Translation:
verb
-
discerner par l’un des sens.
- distinguer → distinguir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguer | → distinguir | ↔ distinguish — to see someone or something as different from others |
• distinguer | → distinguir; discernir | ↔ onderscheiden — een verschil in aanmerking nemen |
• distinguer | → distinguir | ↔ distingeren — onderscheiden, een verschil maken, een onderscheid maken |
• distinguer | → distinguir | ↔ unterscheiden — (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen |
• distinguer | → distinguirse | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |
distinguée:
Synoniemen voor "distinguée":
Spaans
Uitgebreide vertaling voor distingué (Spaans) in het Frans
distinguir:
-
distinguir (mirar; ver; observar; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar)
voir; regarder; apercevoir; observer; embrasser du regard; distinguer; faire remarquer; percevoir; remarquer; constater; faire observer; enregistrer; discerner-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
embrasser du regard werkwoord
-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
faire remarquer werkwoord
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, constatent, constatais, constatait, constations, constatiez, constataient, constatai, constatas, constata, constatâmes, constatâtes, constatèrent, constaterai, constateras, constatera, constaterons, constaterez, constateront)
-
faire observer werkwoord
-
enregistrer werkwoord (enregistre, enregistres, enregistrons, enregistrez, enregistrent, enregistrais, enregistrait, enregistrions, enregistriez, enregistraient, enregistrai, enregistras, enregistra, enregistrâmes, enregistrâtes, enregistrèrent, enregistrerai, enregistreras, enregistrera, enregistrerons, enregistrerez, enregistreront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
-
distinguir (desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; distinguirse; diferenciarse; condecorar)
distinguer-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
-
distinguir (diferenciar; discernir)
distinguer; descerner-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
descerner werkwoord
-
-
distinguir (percibir; distinguirse; destacarse; mirar; discernir; percatarse de)
apercevoir; voir; remarquer; percevoir; observer; discerner-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
-
distinguir (notar; ver; observar; estar presente; percibir; contemplar)
voir; se rendre compte de; apercevoir; remarquer; percevoir; distinguer; observer-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
se rendre compte de werkwoord
-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
-
distinguir (percibir; constatar; notar; darse cuenta de; advertir; señalar; observar; percatarse de)
apercevoir; remarquer; constater; signaler; se rendre compte de-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, constatent, constatais, constatait, constations, constatiez, constataient, constatai, constatas, constata, constatâmes, constatâtes, constatèrent, constaterai, constateras, constatera, constaterons, constaterez, constateront)
-
signaler werkwoord (signale, signales, signalons, signalez, signalent, signalais, signalait, signalions, signaliez, signalaient, signalai, signalas, signala, signalâmes, signalâtes, signalèrent, signalerai, signaleras, signalera, signalerons, signalerez, signaleront)
-
se rendre compte de werkwoord
-
-
distinguir (caracterizar; describir; tipificar)
caractériser; typer-
caractériser werkwoord (caractérise, caractérises, caractérisons, caractérisez, caractérisent, caractérisais, caractérisait, caractérisions, caractérisiez, caractérisaient, caractérisai, caractérisas, caractérisa, caractérisâmes, caractérisâtes, caractérisèrent, caractériserai, caractériseras, caractérisera, caractériserons, caractériserez, caractériseront)
-
typer werkwoord (type, types, typons, typez, typent, typais, typait, typions, typiez, typaient, typai, typas, typa, typâmes, typâtes, typèrent, typerai, typeras, typera, typerons, typerez, typeront)
-
-
distinguir (mirar; ver; percibir; vigilar; observar; percatarse de; contemplar; dar un vistazo a; notar)
-
distinguir (darse cuenta de; comprender; reconocer; entender; concebir; calar)
concevoir; se rendre compte; percevoir; reconnaître; entendre; saisir; voir; percer-
concevoir werkwoord (conçois, conçoit, concevons, concevez, conçoivent, concevais, concevait, concevions, conceviez, concevaient, conçus, conçut, conçûmes, conçûtes, conçurent, concevrai, concevras, concevra, concevrons, concevrez, concevront)
-
se rendre compte werkwoord
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
reconnaître werkwoord (reconnais, reconnaît, reconnaissons, reconnaissez, reconnaissent, reconnaissais, reconnaissait, reconnaissions, reconnaissiez, reconnaissaient, reconnus, reconnut, reconnûmes, reconnûtes, reconnurent, reconnaîtrai, reconnaîtras, reconnaîtra, reconnaîtrons, reconnaîtrez, reconnaîtront)
-
entendre werkwoord (entends, entend, entendons, entendez, entendent, entendais, entendait, entendions, entendiez, entendaient, entendis, entendit, entendîmes, entendîtes, entendirent, entendrai, entendras, entendra, entendrons, entendrez, entendront)
-
saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, saisissent, saisissais, saisissait, saisissions, saisissiez, saisissaient, saisîmes, saisîtes, saisirent, saisirai, saisiras, saisira, saisirons, saisirez, saisiront)
-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
percer werkwoord (perce, perces, perçons, percez, percent, perçais, perçait, percions, perciez, perçaient, perçai, perças, perça, perçâmes, perçâtes, percèrent, percerai, perceras, percera, percerons, percerez, perceront)
-
-
distinguir (distinguirse; determinar; diferenciar; destacarse; diferenciarse; condecorar)
se distinguer; discerner-
se distinguer werkwoord
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
-
distinguir (determinar; diferenciar; discernir; destacarse; distinguirse; diferenciarse; condecorar)
distinguer; discerner; déterminer-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, déterminent, déterminais, déterminait, déterminions, déterminiez, déterminaient, déterminai, déterminas, détermina, déterminâmes, déterminâtes, déterminèrent, déterminerai, détermineras, déterminera, déterminerons, déterminerez, détermineront)
-
-
distinguir (observar; ver; notar; mirar; estudiar; lorear; hojear; percibir; examinar; inspeccionar)
examiner; considérer; fixer; observer; surveiller; voir; regarder-
examiner werkwoord (examine, examines, examinons, examinez, examinent, examinais, examinait, examinions, examiniez, examinaient, examinai, examinas, examina, examinâmes, examinâtes, examinèrent, examinerai, examineras, examinera, examinerons, examinerez, examineront)
-
considérer werkwoord (considère, considères, considérons, considérez, considèrent, considérais, considérait, considérions, considériez, considéraient, considérai, considéras, considéra, considérâmes, considérâtes, considérèrent, considérerai, considéreras, considérera, considérerons, considérerez, considéreront)
-
fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, fixent, fixais, fixait, fixions, fixiez, fixaient, fixai, fixas, fixa, fixâmes, fixâtes, fixèrent, fixerai, fixeras, fixera, fixerons, fixerez, fixeront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
surveiller werkwoord (surveille, surveilles, surveillons, surveillez, surveillent, surveillais, surveillait, surveillions, surveilliez, surveillaient, surveillai, surveillas, surveilla, surveillâmes, surveillâtes, surveillèrent, surveillerai, surveilleras, surveillera, surveillerons, surveillerez, surveilleront)
-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
-
distinguir (diferenciar; diferenciarse)
Conjugations for distinguir:
presente
- distingo
- distingues
- distingue
- distinguimos
- distinguís
- distinguen
imperfecto
- distinguía
- distinguías
- distinguía
- distinguíamos
- distinguíais
- distinguían
indefinido
- distinguí
- distinguiste
- distinguió
- distinguimos
- distinguisteis
- distinguieron
fut. de ind.
- distinguiré
- distinguirás
- distinguirá
- distinguiremos
- distinguiréis
- distinguirán
condic.
- distinguiría
- distinguirías
- distinguiría
- distinguiríamos
- distinguiríais
- distinguirían
pres. de subj.
- que distinga
- que distingas
- que distinga
- que distingamos
- que distingáis
- que distingan
imp. de subj.
- que distinguiera
- que distinguieras
- que distinguiera
- que distinguiéramos
- que distinguierais
- que distinguieran
miscelánea
- ¡distingue!
- ¡distinguid!
- ¡no distingas!
- ¡no distingáis!
- distinguido
- distinguiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor distinguir:
Synoniemen voor "distinguir":
Wiktionary: distinguir
distinguir
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguir | → distinguer | ↔ distinguish — to see someone or something as different from others |
• distinguir | → distinguer | ↔ onderscheiden — een verschil in aanmerking nemen |
• distinguir | → distinguer | ↔ distingeren — onderscheiden, een verschil maken, een onderscheid maken |
• distinguir | → déterminer; différencier | ↔ abgrenzen — die Unterschiede von Dingen herausarbeiten |
• distinguir | → distinguer | ↔ unterscheiden — (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen |
distinguirse:
-
distinguirse (mirar; ver; observar; distinguir; abarcar con la vista; señalar; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar)
voir; regarder; apercevoir; observer; embrasser du regard; distinguer; faire remarquer; percevoir; remarquer; constater; faire observer; enregistrer; discerner-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
embrasser du regard werkwoord
-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
faire remarquer werkwoord
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, constatent, constatais, constatait, constations, constatiez, constataient, constatai, constatas, constata, constatâmes, constatâtes, constatèrent, constaterai, constateras, constatera, constaterons, constaterez, constateront)
-
faire observer werkwoord
-
enregistrer werkwoord (enregistre, enregistres, enregistrons, enregistrez, enregistrent, enregistrais, enregistrait, enregistrions, enregistriez, enregistraient, enregistrai, enregistras, enregistra, enregistrâmes, enregistrâtes, enregistrèrent, enregistrerai, enregistreras, enregistrera, enregistrerons, enregistrerez, enregistreront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
-
distinguirse (sobresalir)
exceller; briller-
exceller werkwoord (excelle, excelles, excellons, excellez, excellent, excellais, excellait, excellions, excelliez, excellaient, excellai, excellas, excella, excellâmes, excellâtes, excellèrent, excellerai, excelleras, excellera, excellerons, excellerez, excelleront)
-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
-
distinguirse (percibir; distinguir; destacarse; mirar; discernir; percatarse de)
apercevoir; voir; remarquer; percevoir; observer; discerner-
apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, remarquent, remarquais, remarquait, remarquions, remarquiez, remarquaient, remarquai, remarquas, remarqua, remarquâmes, remarquâtes, remarquèrent, remarquerai, remarqueras, remarquera, remarquerons, remarquerez, remarqueront)
-
percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, perçoivent, percevais, percevait, percevions, perceviez, percevaient, perçus, perçut, perçûmes, perçûtes, perçurent, percevrai, percevras, percevra, percevrons, percevrez, percevront)
-
observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
-
distinguirse (determinar; distinguir; diferenciar; discernir; destacarse; diferenciarse; condecorar)
distinguer; discerner; déterminer-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, déterminent, déterminais, déterminait, déterminions, déterminiez, déterminaient, déterminai, déterminas, détermina, déterminâmes, déterminâtes, déterminèrent, déterminerai, détermineras, déterminera, déterminerons, déterminerez, détermineront)
-
-
distinguirse (distinguir; desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; diferenciarse; condecorar)
distinguer-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
-
distinguirse (distinguir; determinar; diferenciar; destacarse; diferenciarse; condecorar)
se distinguer; discerner-
se distinguer werkwoord
-
discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, discernent, discernais, discernait, discernions, discerniez, discernaient, discernai, discernas, discerna, discernâmes, discernâtes, discernèrent, discernerai, discerneras, discernera, discernerons, discernerez, discerneront)
-
Conjugations for distinguirse:
presente
- me distingo
- te distingues
- se distingue
- nos distinguimos
- os distinguís
- se distinguen
imperfecto
- me distinguía
- te distinguías
- se distinguía
- nos distinguíamos
- os distinguíais
- se distinguían
indefinido
- me distinguí
- te distinguiste
- se distinguió
- nos distinguimos
- os distinguisteis
- se distinguieron
fut. de ind.
- me distinguiré
- te distinguirás
- se distinguirá
- nos distinguiremos
- os distinguiréis
- se distinguirán
condic.
- me distinguiría
- te distinguirías
- se distinguiría
- nos distinguiríamos
- os distinguiríais
- se distinguirían
pres. de subj.
- que me distinga
- que te distingas
- que se distinga
- que nos distingamos
- que os distingáis
- que se distingan
imp. de subj.
- que me distinguiera
- que te distinguieras
- que se distinguiera
- que nos distinguiéramos
- que os distinguierais
- que se distinguieran
miscelánea
- ¡distinguete!
- ¡distinguios!
- ¡no te distingas!
- ¡no os distingáis!
- distinguido
- distinguiéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor distinguirse:
Synoniemen voor "distinguirse":
Wiktionary: distinguirse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguirse | → dépasser | ↔ excel — intransitive: to be much better than others |
• distinguirse | → distinguer | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |