Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
obligeant:
- servicial; atento; dispuesto a ayudar; amable; complaciente; afable; indulgente; obsequioso; asiduo; bonito; simpático; agradable; ameno; bueno; bondadoso; amigable; obligatorio; comprometedor; benévolo; oficioso; inclinado a perdonar; bien dispuesto; obediente; muy agradable; empatético; compadecente; dispuesto; inclinado; sumiso; bienintencionado
- obliger:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor obligeant (Frans) in het Spaans
obligeant:
-
obligeant (serviable; de bonne volonté; avec complaisance)
servicial; atento; dispuesto a ayudar; amable; complaciente; afable; indulgente; obsequioso; asiduo-
servicial bijvoeglijk naamwoord
-
atento bijvoeglijk naamwoord
-
dispuesto a ayudar bijvoeglijk naamwoord
-
amable bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
afable bijvoeglijk naamwoord
-
indulgente bijvoeglijk naamwoord
-
obsequioso bijvoeglijk naamwoord
-
asiduo bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (aimable; sympathique; gentil; serviable; attentif; accueillant; sympa; convenable; gentiment; bon; agréable; sympathiquement; aimablement; affable; amicalement; amical; honnête; brave; affablement; empressé; attentivement; prévenant; agréablement; charmant; attentionné; plein d'égards)
bonito; simpático; agradable; dispuesto a ayudar; atento; ameno; bueno; complaciente; bondadoso; asiduo; amigable; amable-
bonito bijvoeglijk naamwoord
-
simpático bijvoeglijk naamwoord
-
agradable bijvoeglijk naamwoord
-
dispuesto a ayudar bijvoeglijk naamwoord
-
atento bijvoeglijk naamwoord
-
ameno bijvoeglijk naamwoord
-
bueno bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
bondadoso bijvoeglijk naamwoord
-
asiduo bijvoeglijk naamwoord
-
amigable bijvoeglijk naamwoord
-
amable bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant
complaciente; obligatorio; indulgente; comprometedor-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
obligatorio bijvoeglijk naamwoord
-
indulgente bijvoeglijk naamwoord
-
comprometedor bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (bienveillant; avec bienveillance; de bonne volonté; obligeamment)
benévolo; servicial; indulgente; complaciente; oficioso; inclinado a perdonar-
benévolo bijvoeglijk naamwoord
-
servicial bijvoeglijk naamwoord
-
indulgente bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
oficioso bijvoeglijk naamwoord
-
inclinado a perdonar bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (accommodant; bienveillant; complaisant; obligeamment)
complaciente; amable; bien dispuesto-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
amable bijvoeglijk naamwoord
-
bien dispuesto bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (obéissant; coulant; docile; complaisant; obligeamment; accommodant; docilement)
-
obligeant (très agréable; plaisant; salutaire; doux; gentil; gracieuse; plaisamment; très confortable; plein de douceur)
muy agradable-
muy agradable bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (compatissant; indulgent)
empatético; simpático; compadecente-
empatético bijvoeglijk naamwoord
-
simpático bijvoeglijk naamwoord
-
compadecente bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (serviable; disposé; complaisant)
-
obligeant (serviable; docile; empressé; obéissant; docilement; obligeamment)
sumiso; complaciente; servicial-
sumiso bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
servicial bijvoeglijk naamwoord
-
-
obligeant (bien intentionné; bienveillant; affable; complaisant; avec bienveillance; de bon coeur; obligeamment; affablement)
bienintencionado-
bienintencionado bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor obligeant:
Synoniemen voor "obligeant":
Wiktionary: obligeant
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• obligeant | → servicial | ↔ bereidwillig — tot hulp en dienst bereid zijn of daarvan blijk geven |
obligeant vorm van obliger:
obliger werkwoord (oblige, obliges, obligeons, obligez, obligent, obligeais, obligeait, obligions, obligiez, obligeaient, obligeai, obligeas, obligea, obligeâmes, obligeâtes, obligèrent, obligerai, obligeras, obligera, obligerons, obligerez, obligeront)
-
obliger (forcer; s'obliger à)
-
obliger (forcer; imposer; contraindre; brusquer)
-
obliger (nécessiter; contraindre; forcer; pousser à; obliger à; forcer à; contraindre à)
obligar; forzar; coaccionar; compeler-
obligar werkwoord
-
forzar werkwoord
-
coaccionar werkwoord
-
compeler werkwoord
-
Conjugations for obliger:
Présent
- oblige
- obliges
- oblige
- obligeons
- obligez
- obligent
imparfait
- obligeais
- obligeais
- obligeait
- obligions
- obligiez
- obligeaient
passé simple
- obligeai
- obligeas
- obligea
- obligeâmes
- obligeâtes
- obligèrent
futur simple
- obligerai
- obligeras
- obligera
- obligerons
- obligerez
- obligeront
subjonctif présent
- que j'oblige
- que tu obliges
- qu'il oblige
- que nous obligions
- que vous obligiez
- qu'ils obligent
conditionnel présent
- obligerais
- obligerais
- obligerait
- obligerions
- obligeriez
- obligeraient
passé composé
- ai obligé
- as obligé
- a obligé
- avons obligé
- avez obligé
- ont obligé
divers
- oblige!
- obligez!
- obligeons!
- obligé
- obligeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles