Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
gris:
- canoso; gris; sombrear; oscuro; mudo; pálido; sin brillo; pardo; sombrío; sordo; grisáceo; ancho; tenue; incoloro; puerco; lívido; holgado; mugriento; desaliñado; deslucido; plomizo; descolorido; pardusco; sin color; borracho; bebido; emborrachado; de sobra; borracho perdido; abundante; ridículo; cochino; sucio; cochambroso; achispado; triste; lluvioso; de llovizna; medio borracho; trompa; como una cuba; trompa perdido; maligno; dejado; apagado; deprimido; desolador; desolado; deplorable; melancólico; gris sucio
- Wiktionary:
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
Frans
Uitgebreide vertaling voor gris (Frans) in het Spaans
gris:
-
gris (blanc)
-
gris (grisâtre; sombre; blême; mat; terne)
-
gris (grisâtre; décoloré; pâle; blême; blafard; incolore; sans couleur; neutre; terne; livide)
ancho; gris; tenue; pardo; incoloro; puerco; lívido; holgado; mugriento; desaliñado; deslucido; plomizo; descolorido; grisáceo; pardusco; sin color-
ancho bijvoeglijk naamwoord
-
gris bijvoeglijk naamwoord
-
tenue bijvoeglijk naamwoord
-
pardo bijvoeglijk naamwoord
-
incoloro bijvoeglijk naamwoord
-
puerco bijvoeglijk naamwoord
-
lívido bijvoeglijk naamwoord
-
holgado bijvoeglijk naamwoord
-
mugriento bijvoeglijk naamwoord
-
desaliñado bijvoeglijk naamwoord
-
deslucido bijvoeglijk naamwoord
-
plomizo bijvoeglijk naamwoord
-
descolorido bijvoeglijk naamwoord
-
grisáceo bijvoeglijk naamwoord
-
pardusco bijvoeglijk naamwoord
-
sin color bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (ivre; soûl; bourré; éméché; aviné; raide)
borracho; bebido; emborrachado; de sobra; borracho perdido; abundante; ridículo-
borracho bijvoeglijk naamwoord
-
bebido bijvoeglijk naamwoord
-
emborrachado bijvoeglijk naamwoord
-
de sobra bijvoeglijk naamwoord
-
borracho perdido bijvoeglijk naamwoord
-
abundante bijvoeglijk naamwoord
-
ridículo bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (malpropre; cochon; dégueulasse; sale; débraillé; comme une salope; mal débarbouillé; terne; douteux; grisâtre; salement; déguenillé; dégoûtant; blême; dégoûté; crasseux; malproprement; défraîchi)
cochino; puerco; sucio; cochambroso-
cochino bijvoeglijk naamwoord
-
puerco bijvoeglijk naamwoord
-
sucio bijvoeglijk naamwoord
-
cochambroso bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (pompette; enivré; éméché; un peu ivre; pris de vin)
borracho; achispado; bebido; emborrachado-
borracho bijvoeglijk naamwoord
-
achispado bijvoeglijk naamwoord
-
bebido bijvoeglijk naamwoord
-
emborrachado bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (maussade; trist)
triste; gris; lluvioso; de llovizna-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
gris bijvoeglijk naamwoord
-
lluvioso bijvoeglijk naamwoord
-
de llovizna bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (à moitié ivre)
medio borracho-
medio borracho bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (beurré; ivre; bourré)
-
gris (complètement bourré; ivre; bourré; complètement ivre; cuite; soûl; ivre mort; complètement bourrée)
borracho perdido; trompa; como una cuba; emborrachado; trompa perdido-
borracho perdido bijvoeglijk naamwoord
-
trompa bijvoeglijk naamwoord
-
como una cuba bijvoeglijk naamwoord
-
emborrachado bijvoeglijk naamwoord
-
trompa perdido bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (maligne; sale; obscur; terne; blême; grisâtre; crasseux)
-
gris (incolore; blanc; blême; sans couleur; sans nuance)
-
gris (flottant; terne; négligent; négligé; blême; nonchalant; grisâtre; négligemment; trop large; avec négligence; peu soigné)
-
gris (désolant; tristement; peu attrayant; mélancolique; lâchement; triste; morne; découragé; ténébreux; sans joie; abattu; morose; déprimé; peu aimable; lâche; sombre; terne; maussade; blême; pessimiste; grisâtre; affligé; peu intime)
apagado; triste; deprimido; desolador; sombrío; desolado; deplorable; melancólico; grisáceo-
apagado bijvoeglijk naamwoord
-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
deprimido bijvoeglijk naamwoord
-
desolador bijvoeglijk naamwoord
-
sombrío bijvoeglijk naamwoord
-
desolado bijvoeglijk naamwoord
-
deplorable bijvoeglijk naamwoord
-
melancólico bijvoeglijk naamwoord
-
grisáceo bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (grisâtre; gris terne)
gris sucio-
gris sucio bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gris:
Synoniemen voor "gris":
Wiktionary: gris
gris
Cross Translation:
noun
-
La couleur grise. C’est en théorie un mélange de blanc et de noir mais le gris considérer comme une couleur, intermédiaire entre le blanc et le noir.
- gris → gris
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gris | → gris | ↔ gray — having a color somewhere between white and black, as the ash of an ember |
• gris | → gris | ↔ gray — dreary, gloomy |
• gris | → gris | ↔ gray — having an indistinct quality |
• gris | → gris | ↔ gray — colour |
• gris | → achispado | ↔ tipsy — slightly drunk |
• gris | → gris | ↔ grijs — de kleur grijs hebbend |
• gris | → gris | ↔ grauw — donkergrijs, kleurloos |
• gris | → gris | ↔ grau — ohne Steigerung: Farbe, Mischung aus schwarz und weiß |
grisé:
Synoniemen voor "grisé":
Verwante vertalingen van gris
Spaans
Uitgebreide vertaling voor gris (Spaans) in het Frans
gris:
-
gris (canoso)
-
gris (pálido; sombrear; oscuro; mudo; sin brillo; pardo; sombrío; sordo; grisáceo)
-
gris (pardo; ancho; tenue; incoloro; puerco; lívido; holgado; mugriento; desaliñado; deslucido; plomizo; descolorido; grisáceo; pardusco; sin color)
gris; décoloré; pâle; blême; blafard; incolore; sans couleur; neutre; terne; livide; grisâtre-
gris bijvoeglijk naamwoord
-
décoloré bijvoeglijk naamwoord
-
pâle bijvoeglijk naamwoord
-
blême bijvoeglijk naamwoord
-
blafard bijvoeglijk naamwoord
-
incolore bijvoeglijk naamwoord
-
sans couleur bijvoeglijk naamwoord
-
neutre bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
livide bijvoeglijk naamwoord
-
grisâtre bijvoeglijk naamwoord
-
-
gris (de llovizna; triste; lluvioso)
-
gris (pálido; soso; flojo; vago; agotado; débil; blanco; lejano; tenue; pardo; canoso; gastado; lívido; caduco; difuso; desgastado; mustio; enfermizo; lánguido; desteñido; deslucido; plomizo; incoloro; descolorido; manoseado; desmudado; sin color)
pâle; fané; vaguement; blafard; flétri; décoloré; vague; terne; blême; livide; blémi-
pâle bijvoeglijk naamwoord
-
fané bijvoeglijk naamwoord
-
vaguement bijvoeglijk naamwoord
-
blafard bijvoeglijk naamwoord
-
flétri bijvoeglijk naamwoord
-
décoloré bijvoeglijk naamwoord
-
vague bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
blême bijvoeglijk naamwoord
-
livide bijvoeglijk naamwoord
-
blémi bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gris:
Verwante woorden van "gris":
Synoniemen voor "gris":
Wiktionary: gris
gris
Cross Translation:
noun
-
La couleur grise. C’est en théorie un mélange de blanc et de noir mais le gris considérer comme une couleur, intermédiaire entre le blanc et le noir.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gris | → gris | ↔ gray — having a color somewhere between white and black, as the ash of an ember |
• gris | → gris | ↔ gray — dreary, gloomy |
• gris | → gris | ↔ gray — having an indistinct quality |
• gris | → gris | ↔ gray — colour |
• gris | → gris | ↔ grijs — de kleur grijs hebbend |
• gris | → gris | ↔ grauw — donkergrijs, kleurloos |
• gris | → gris | ↔ grau — ohne Steigerung: Farbe, Mischung aus schwarz und weiß |