Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- grave:
- graver:
- Wiktionary:
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
grave:
- grave; mal; sérieux; mauvais; inquiétant; fâcheux; très grave; sérieusement; gravement; gravissime; gros; obèse; épais; fort; lourd; corpulent; adipeux; sincère; critique; pénible; épineux; embarrassant; gênant; difficile; délicat; modeste; simple; sobre; modestement; retenu; discret; modéré; réservé; sobrement; avec modération; mou; efféminé; mol; terrible; énorme; épouvantable; terriblement; effroyable; affreusement; vachement; affolant; effroyablement; atroce; suspect; basse; bas; méchant; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement
- gravar:
-
Wiktionary:
- grave → considérable, grave, majeur
- grave → grave, lourd, pesant, écrasant, abrutissant, dogmatique
- gravar → frapper
Frans
Uitgebreide vertaling voor grave (Frans) in het Spaans
grave:
-
grave (inquiétant; mal; sérieux; mauvais; fâcheux)
grave; desagradable; deplorable; malo; serio-
grave bijvoeglijk naamwoord
-
desagradable bijvoeglijk naamwoord
-
deplorable bijvoeglijk naamwoord
-
malo bijvoeglijk naamwoord
-
serio bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (sincère; sérieux; sérieusement; gravement)
-
grave (digne; distingué; noble; avec dignité; dignement; digne de; solennel; solennellement)
digno; formal; solemne; llevado; elegante; sublime; de postín; muy elevado; destacado; elevado; importante; distinguido; levantado; noble; alzado; exaltado; majestuoso; aristocrático; muy superior-
digno bijvoeglijk naamwoord
-
formal bijvoeglijk naamwoord
-
solemne bijvoeglijk naamwoord
-
llevado bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
sublime bijvoeglijk naamwoord
-
de postín bijvoeglijk naamwoord
-
muy elevado bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
elevado bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
levantado bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
alzado bijvoeglijk naamwoord
-
exaltado bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
aristocrático bijvoeglijk naamwoord
-
muy superior bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (solennel; distingué; vénérable; cérémonieusement; solennellement; digne de; cérémonieux; avec dignité; dignement)
destacado; solemne; digno; distinguido; noble; elegante; exaltado; majestuoso; ceremonioso; muy superior-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
solemne bijvoeglijk naamwoord
-
digno bijvoeglijk naamwoord
-
distinguido bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
exaltado bijvoeglijk naamwoord
-
majestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
ceremonioso bijvoeglijk naamwoord
-
muy superior bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (très sérieux)
extremadamente serio-
extremadamente serio bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor grave:
Synoniemen voor "grave":
Wiktionary: grave
grave
Cross Translation:
adjective
-
Qui peut avoir des conséquences fâcheuses
- grave → grave
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grave | → bajo | ↔ bass — low in pitch |
• grave | → grave; bajo | ↔ deep — of a sound or voice, low in pitch |
• grave | → grave | ↔ ernsthaft — gefährlich, schlimm |
• grave | → grave | ↔ gravitätisch — oft spöttisch: würdevoll, gemessen, mit (steifer) Würde |
gravé:
Synoniemen voor "gravé":
grave vorm van graver:
graver werkwoord (grave, graves, gravons, gravez, gravent, gravais, gravait, gravions, graviez, gravaient, gravai, gravas, grava, gravâmes, gravâtes, gravèrent, graverai, graveras, gravera, graverons, graverez, graveront)
-
graver (graver à l'eau forte)
-
graver (inciser)
-
graver
-
graver
-
graver (encocher; entailler; scarifier; faire une encoche; tailler; inciser; rainurer; rainer)
picar; entallar; hacer un corte en madera; hacer una incisión-
picar werkwoord
-
entallar werkwoord
-
hacer un corte en madera werkwoord
-
hacer una incisión werkwoord
-
-
graver (inciser; encocher; tailler; entailler)
cortar; hacer un corte; hacer una incisión-
cortar werkwoord
-
hacer un corte werkwoord
-
hacer una incisión werkwoord
-
-
graver (refouiller au ciseau; ciseler)
Conjugations for graver:
Présent
- grave
- graves
- grave
- gravons
- gravez
- gravent
imparfait
- gravais
- gravais
- gravait
- gravions
- graviez
- gravaient
passé simple
- gravai
- gravas
- grava
- gravâmes
- gravâtes
- gravèrent
futur simple
- graverai
- graveras
- gravera
- graverons
- graverez
- graveront
subjonctif présent
- que je grave
- que tu graves
- qu'il grave
- que nous gravions
- que vous graviez
- qu'ils gravent
conditionnel présent
- graverais
- graverais
- graverait
- graverions
- graveriez
- graveraient
passé composé
- ai gravé
- as gravé
- a gravé
- avons gravé
- avez gravé
- ont gravé
divers
- grave!
- gravez!
- gravons!
- gravé
- gravant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor graver:
Synoniemen voor "graver":
Wiktionary: graver
graver
Cross Translation:
verb
-
Tracer
- graver → grabar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• graver | → quemar | ↔ burn — write data |
• graver | → grabar | ↔ engrave — carve text or symbols into (something) |
• graver | → grabar | ↔ grave — to carve letters or similar |
• graver | → grabar | ↔ grave — to impress on the mind |
• graver | → inscribir | ↔ inscribe — to write or cut words onto something |
• graver | → escoplear; cincelar | ↔ uitbeitelen — met een beitel uithakken |
• graver | → grabar | ↔ graveren — met een scherp gereedschap iets krassen in glas of metaal |
• graver | → grabar | ↔ brennen — transitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren |
Verwante vertalingen van grave
Spaans
Uitgebreide vertaling voor grave (Spaans) in het Frans
grave:
-
grave (desagradable; deplorable; malo; serio)
-
grave (serio)
très grave; sérieux; sérieusement; gravement; gravissime-
très grave bijvoeglijk naamwoord
-
sérieux bijvoeglijk naamwoord
-
sérieusement bijvoeglijk naamwoord
-
gravement bijvoeglijk naamwoord
-
gravissime bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (corpulento; gordo; masivo; puesto; graso; espeso; hinchado; grasiento; penoso; negrilla; extenso; obeso; voluminoso; grueso; reducido; entrado; sólido; movido; fértil; lucrativo; rollizo; llenito; entrado en carnes; pesado; importante; severo; repleto; gravemente)
-
grave (en serio; serio)
sérieux; sérieusement; sincère; grave; gravement-
sérieux bijvoeglijk naamwoord
-
sérieusement bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
grave bijvoeglijk naamwoord
-
gravement bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (crítico; delicado; alarmante; precario; complicado; inquietante; angustioso; difícil; penoso; espinoso; apurado; preocupante)
critique; pénible; inquiétant; épineux; embarrassant; gênant; difficile; délicat-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
pénible bijvoeglijk naamwoord
-
inquiétant bijvoeglijk naamwoord
-
épineux bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassant bijvoeglijk naamwoord
-
gênant bijvoeglijk naamwoord
-
difficile bijvoeglijk naamwoord
-
délicat bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (austero; apagado; suave; sobrio)
modeste; simple; sobre; modestement; retenu; discret; modéré; réservé; gravement; sobrement; avec modération-
modeste bijvoeglijk naamwoord
-
simple bijvoeglijk naamwoord
-
sobre bijvoeglijk naamwoord
-
modestement bijvoeglijk naamwoord
-
retenu bijvoeglijk naamwoord
-
discret bijvoeglijk naamwoord
-
modéré bijvoeglijk naamwoord
-
réservé bijvoeglijk naamwoord
-
gravement bijvoeglijk naamwoord
-
sobrement bijvoeglijk naamwoord
-
avec modération bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (blando; de puta madre; duro; enormemente; terriblemente; flojo; malo; horroroso; áspero; transpirado; triste; terrible; atroz; radical; tremendamente; horrendo; crudo; bárbaro; deplorable; tremendo; horrible; extremo; excesivo; sudoroso; escalofriante; lastimero; mollicio; lamentable; espantoso; enorme)
-
grave (enormemente; de puta madre; extremo; terrible; terriblemente; tremendo; enorme; excesivo; escalofriante; tremendamente)
-
grave (terrible; horrible; horroroso; tremendo; alarmante; temido; aterrador; espantoso; bárbaro; infame; terrorífico; horrendo; temible)
terrible; épouvantable; terriblement; effroyable; affreusement; vachement; affolant; effroyablement; atroce-
terrible bijvoeglijk naamwoord
-
épouvantable bijvoeglijk naamwoord
-
terriblement bijvoeglijk naamwoord
-
effroyable bijvoeglijk naamwoord
-
affreusement bijvoeglijk naamwoord
-
vachement bijvoeglijk naamwoord
-
affolant bijvoeglijk naamwoord
-
effroyablement bijvoeglijk naamwoord
-
atroce bijvoeglijk naamwoord
-
-
grave (receloso; suspicaz; inconveniente; falso; desconfiado; escabroso; inquietante; falsamente)
-
grave (andrajoso; bajo; malo; pequeño; inferior; menos; común; grosero; indigno; bajamente; realmente; sencillo; general; guarro; mezquino; limitado; sencillamente; soez; corriente; normalmente; habitual; acostumbrado; vil; simplemente; verdaderamente; ordinario; canalla; francamente; ruin; usual; infame; criminal; indecente; comúnmente; obsceno; harapiento; módico; como siempre; sin más; ignominioso; habituado a; deshonroso; vilmente; oxidante; así como así; innoble; a sotavento)
basse; bas; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
ordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
peu élevé bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
quotidien bijvoeglijk naamwoord
-
odieux bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
vachement bijvoeglijk naamwoord
-
généralement admis bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
infect bijvoeglijk naamwoord
-
ordinairement bijvoeglijk naamwoord
-
déshonorant bijvoeglijk naamwoord
-
habituel bijvoeglijk naamwoord
-
normal bijvoeglijk naamwoord
-
infâme bijvoeglijk naamwoord
-
usuel bijvoeglijk naamwoord
-
honteusement bijvoeglijk naamwoord
-
d'usage bijvoeglijk naamwoord
-
sans scrupules bijvoeglijk naamwoord
-
odieusement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor grave:
Verwante woorden van "grave":
Synoniemen voor "grave":
Wiktionary: grave
grave
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grave | → grave | ↔ deep — of a sound or voice, low in pitch |
• grave | → lourd; pesant; écrasant; abrutissant; dogmatique | ↔ ponderous — dull or boring |
• grave | → grave | ↔ ernsthaft — gefährlich, schlimm |
• grave | → grave | ↔ gravitätisch — oft spöttisch: würdevoll, gemessen, mit (steifer) Würde |
grave vorm van gravar:
-
gravar (ordenar; encargar; agobiar; pesar sobre; mandar; cargar)
charger; importuner; accabler-
charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
importuner werkwoord (importune, importunes, importunons, importunez, importunent, importunais, importunait, importunions, importuniez, importunaient, importunai, importunas, importuna, importunâmes, importunâtes, importunèrent, importunerai, importuneras, importunera, importunerons, importunerez, importuneront)
-
accabler werkwoord (accable, accables, accablons, accablez, accablent, accablais, accablait, accablions, accabliez, accablaient, accablai, accablas, accabla, accablâmes, accablâtes, accablèrent, accablerai, accableras, accablera, accablerons, accablerez, accableront)
-
Conjugations for gravar:
presente
- gravo
- gravas
- grava
- gravamos
- graváis
- gravan
imperfecto
- gravaba
- gravabas
- gravaba
- gravábamos
- gravabais
- gravaban
indefinido
- gravé
- gravaste
- gravó
- gravamos
- gravasteis
- gravaron
fut. de ind.
- gravaré
- gravarás
- gravará
- gravaremos
- gravaréis
- gravarán
condic.
- gravaría
- gravarías
- gravaría
- gravaríamos
- gravaríais
- gravarían
pres. de subj.
- que grave
- que graves
- que grave
- que gravemos
- que gravéis
- que graven
imp. de subj.
- que gravara
- que gravaras
- que gravara
- que graváramos
- que gravarais
- que gravaran
miscelánea
- ¡grava!
- ¡gravad!
- ¡no graves!
- ¡no gravéis!
- gravado
- gravando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor gravar:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accabler | agobiar; cargar; encargar; gravar; mandar; ordenar; pesar sobre | abrumar; apabullar; arrollar; aturdir |
charger | agobiar; cargar; encargar; gravar; mandar; ordenar; pesar sobre | abultar; acusar; adivinar; aumentar; aumentar la carga; barruntar; cargar; cargar un fusil; conjeturar; culpar; dar orden de; decretar; embarcar; estibar; exagerar; fletar; hacer más pesado; inculpar; insinuar; llenar; mandar; ordenar; recargar; reforzar; rellenar; sospechar |
importuner | agobiar; cargar; encargar; gravar; mandar; ordenar; pesar sobre | afligir; atormentar; castigar; fastidiar; gastar bromas; hacer la puñeta; importunar; incordiar; molestar; provocar |