Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. voyageur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor voyageur (Frans) in het Engels

voyageur:

voyageur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le voyageur (passager; occupant)
    the traveller; the traveler
    – a person who changes location 1
    • traveller [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • traveler [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    the passenger
    – a traveler riding in a vehicle (a boat or bus or car or plane or train etc) who is not operating it 1
    the occupant
    • occupant [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. le voyageur
    the traveller

voyageur bijvoeglijk naamwoord

  1. voyageur
    fond of travelling

Vertaal Matrix voor voyageur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
occupant occupant; passager; voyageur
passenger occupant; passager; voyageur passager; passagère; petit fardeau
traveler occupant; passager; voyageur
traveller occupant; passager; voyageur
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fond of travelling voyageur

Synoniemen voor "voyageur":


Wiktionary: voyageur

voyageur
adjective
  1. Qui voyager.
noun
  1. Celui, celle qui voyage.
voyageur
noun
  1. one who travels
  2. traveller

Cross Translation:
FromToVia
voyageur traveller reiziger — iemand die bezig is een reis te maken
voyageur guest; sojourner; invitee; visitor; visitant Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast

Verwante vertalingen van voyageur