Jointure in het Engels vertaald uit het Frans

Frans

Uitgebreide vertaling voor jointure (Frans) in het Engels

jointure:

jointure [la ~] zelfstandig naamwoord

la jointure (articulation des os; articulation)
the joint; the ligature; the hinge; the hinge joint; the ball-and-socket joint
- joint [the ~] zelfstandig naamwoord
- ligature [the ~] zelfstandig naamwoord
- hinge [the ~] zelfstandig naamwoord
- hinge joint [the ~] zelfstandig naamwoord
- ball-and-socket joint [the ~] zelfstandig naamwoord
la jointure (articulation)
the joint; the articulation
- joint [the ~] zelfstandig naamwoord
- articulation [the ~] zelfstandig naamwoord
la jointure
the knuckle
- knuckle [the ~] zelfstandig naamwoord
la jointure
the join
– A connection between multiple tables where records from related fields that match are combined and shown as one record. Records that don't match may be included or excluded, depending on the type of join. ¹
- join [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jointure:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
articulation	articulation; jointure	articulation; prononciation; sentence
ball-and-socket joint	articulation; articulation des os; jointure	condyle; énarthrose
hinge	articulation; articulation des os; jointure	charnière
hinge joint	articulation; articulation des os; jointure	articulation trochléenne; trochléenne
join	jointure	jonction
joint	articulation; articulation des os; jointure	boucle; condyle; joint; pétard; rang; rangs; soudure
knuckle	jointure	os; os à ronger
ligature	articulation; articulation des os; jointure	bandage; bande; bande Velpeau; ligature; pansement
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
join		adhérer; adjoindre; ajouter; attacher; attirer dans un piège; brancher; brancher sur; braser; bâillonner; combiner; concentrer; connecter; correspondre; coudre; empatter; enchaîner; faire une combinaison; ficeler; fixer; garrotter; inclure; insérer; inviter quelqu'un à prendre part à une conversation; joindre; joindre ensemble; lier; ligoter; nouer; participer; piéger; prendre l'idée; prendre part à; raccorder à; rassembler; relier; relier à; réunir; s'affilier à; s'associer; s'unir; se joindre; se joindre à; se mêler; se rassembler; se réunir; serrer les rangs; souder; tendre un piège à; unir
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
joint		allié; collectif; commun; lié; noué; réuni; unanime; unanimement; uni
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
join		aussi; avec; cependant; encore; néanmoins; pourtant; toutefois; également

Synoniemen voor "jointure":

articulation; assemblage; attache; charnière; cardan; cheville; joint; emboîtement; genou; rotule

Wiktionary: jointure

jointure

noun

anatomie|nocat=1 Articulation, endroit où les os se joignent
- jointure → knuckle

jointure

noun

point of a rigid joint, means of joining in carpentry
- joint → assemblage; jointure
part of the body where bones join
- joint → jointure; articulation
rigid joint
- joint → jointure
an intersection of piping or wiring; an interconnect
- join → jointure

Cross Translation:

From	To	Via
• jointure	→ knuckle	↔ knokkel — het gewricht dat de vingers met de hand verbindt, vooral zichtbaar als men de vingers buigt
• jointure	→ juncture; промежуточный элемент; соединительный элемент; разделительный элемент	↔ Fugenelement — Linguistik: eingeschobenes Element zwischen den Bestandteilen (Konstituenten) eines zusammengesetzten Wortes (Kompositums)

Vertaal jointure van Frans naar Engels

Uitgebreide vertaling voor jointure (Frans) in het Engels

jointure:

jointure [la ~] zelfstandig naamwoord

la jointure (articulation des os; articulation)

la jointure (articulation)

la jointure

la jointure

Vertaal Matrix voor jointure:

Synoniemen voor "jointure":

Wiktionary: jointure