Overzicht
Frans naar Engels: Meer gegevens...
-
franc:
- franc
- straight; genuine; serious; bold; frank; straight ahead; open; straight on; sincere; heartfelt; upright; fair; sporting; right; accessible; amenable; approachable; veritable; true; straightforward; honest; plain; outspoken; frankly; forthright; outright; openly; blunt; plain-spoken; genially; unprejudiced; candid; open-minded; liberal; decent; neat; proper; respectable; unconcealed; uninhibited; unabashed; crude; overt; explicit; square; direct; frontal
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor franc (Frans) in het Engels
franc:
-
franc (adroit; honnête; sincère; vrai; intègre; par où; direct; de bonne foi; en quoi; dans lequel; sur laquelle; sur lesquels; où; à quoi; sur lequel; sur quoi; sur lesquelles)
-
franc (impertinent; hardi; libéral; hardiment; trop familièrement; audacieux; libre; aisément; sans crainte; impertinemment; franchement; aisé; familier; téméraire; intrépide; indiscret; familièrement; audacieusement; avec assurance; témérairement; trop familier; avec aisance)
-
franc (tout droit; directement; sans détour)
frank; straight ahead; open; straight on-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
straight ahead bijvoeglijk naamwoord
-
open bijvoeglijk naamwoord
-
straight on bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (en toute honnêteté; sincèrement; sincère; honnête; honnêtement; franchement; franche; intègre; loyal)
-
franc (honnête; honnêtement; équitable; loyal; franchement; juste; de bonne foi; sincère; fair-play; légitime; de jeu; avec justice; avec équité; avec raison)
-
franc (accessible; ouvert; avenant; abordable; s'un abord facile)
accessible; amenable; approachable; open; frank-
accessible bijvoeglijk naamwoord
-
amenable bijvoeglijk naamwoord
-
approachable bijvoeglijk naamwoord
-
open bijvoeglijk naamwoord
-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (véridique; vrai; vraiment; réelle; véritable; sincère; véridiquement; franchement; véritablement; réellement)
-
franc (franchement; ouvert; franche; sans détours; carrément)
-
franc (sans réserve; sincère; franchement; sincèrement)
outspoken; straight; honest; frank; straightforward-
outspoken bijvoeglijk naamwoord
-
straight bijvoeglijk naamwoord
-
honest bijvoeglijk naamwoord
-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
straightforward bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (carrément; franchement; sincèrement; à découvert; franche; librement; ouvertement; à coeur ouvert)
-
franc (non prévenu; hardi; sans préjugés; impartial; sans parti pris)
unprejudiced; frank; candid; open-minded; outspoken; liberal-
unprejudiced bijvoeglijk naamwoord
-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
candid bijvoeglijk naamwoord
-
open-minded bijvoeglijk naamwoord
-
outspoken bijvoeglijk naamwoord
-
liberal bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (honnête; réel; vraiment; véritable; sincère; franchement; sage; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; droit; vrai; fidèle; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; intègre; réelle; loyal; véridique; fidèlement; de bonne foi; comme il faut; véridiquement; sans détours)
-
franc (droit; honnête; sincère; honnêtement; fidèle; franchement; sincèrement; de bonne foi; franche; intègre)
-
franc (décent; correct; vertueux; bienséance; convenable; honnêtement; décemment; sincère; franchement; honnête; équitable; convenablement; avec raison; séant; de bonne foi; vertueusement; avec équité)
decent; neat; proper; respectable-
decent bijvoeglijk naamwoord
-
neat bijvoeglijk naamwoord
-
proper bijvoeglijk naamwoord
-
respectable bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (franchement; carrément; ouvertement; sans détours; à coeur ouvert)
frank; frankly; openly; unconcealed-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
frankly bijwoord
-
openly bijwoord
-
unconcealed bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (assuré; sans angoisse; franchement; audacieux; aisé; aisément; décidé; audacieusement; sans crainte; avec assurance; avec aisance)
frank; uninhibited; unabashed; candid-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
uninhibited bijvoeglijk naamwoord
-
unabashed bijvoeglijk naamwoord
-
candid bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (cru; honnêtement; franchement; honnête; franche; sans fard; sans détours; carrément; intègre; crûment)
crude; straightforward; frank; outspoken; blunt; straight; overt; explicit; openly; square; plain-
crude bijvoeglijk naamwoord
-
straightforward bijvoeglijk naamwoord
-
frank bijvoeglijk naamwoord
-
outspoken bijvoeglijk naamwoord
-
blunt bijvoeglijk naamwoord
-
straight bijvoeglijk naamwoord
-
overt bijvoeglijk naamwoord
-
explicit bijvoeglijk naamwoord
-
openly bijwoord
-
square bijvoeglijk naamwoord
-
plain bijvoeglijk naamwoord
-
-
franc (honnête; sincère; droit; ouvert; loyal)
-
franc (carrément; direct; sans détours; droit; franchement; ouvertement; tout droit; avec franchise)
Vertaal Matrix voor franc:
Synoniemen voor "franc":
Wiktionary: franc
franc
Cross Translation:
adjective
noun
franc
adjective
-
bluntly honest
-
relating to the Franks or their empire, Frankish
-
speaking, or spoken, freely, openly, or boldly; vocal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• franc | → franc | ↔ frank — munteenheid |
• franc | → cordial; candid; sincerely; sincere; honest; cordially | ↔ aufrichtig — ehrlich, einfühlsam sein |
• franc | → frank; open; candid | ↔ offenherzig — nichts verhehlend, seine innersten Gedanken offenbarend |
• franc | → post-free | ↔ portofrei — ohne Gebühren, ohne Porto (bei Postsendungen) |