Frans

Uitgebreide vertaling voor fichu (Frans) in het Engels

fichu:

fichu bijvoeglijk naamwoord

  1. fichu (misérable; patraque; malheureux; )
    miserable; wretched; naseaus; rotten
  2. fichu (foutu; minablement)
    lousy; awful; rotten
    • lousy bijvoeglijk naamwoord
    • awful bijvoeglijk naamwoord
    • rotten bijvoeglijk naamwoord
  3. fichu (du diable; sacré)
    by gum
    • by gum bijvoeglijk naamwoord

fichu [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le fichu (foulard; châle; écharpe; cache-nez)
    the scarf; the shawl; the wrap
    • scarf [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shawl [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wrap [the ~] zelfstandig naamwoord
    the tie
    – neckwear consisting of a long narrow piece of material worn (mostly by men) under a collar and tied in knot at the front 1
    • tie [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he wore a vest and tie1
  2. le fichu (foulard; écharpe; châle)
    the kerchief; the shawl; the wrap
    • kerchief [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shawl [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wrap [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fichu:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kerchief châle; fichu; foulard; écharpe
scarf cache-nez; châle; fichu; foulard; écharpe châle; cravate; foulard; écharpe
shawl cache-nez; châle; fichu; foulard; écharpe châle; foulard; écharpe
tie cache-nez; châle; fichu; foulard; écharpe cravate; cravate à nouer; noeuds; quelqu'un qui vous laisse peu de liberté; sujétion; un enfant qui est une sujétion de tous les instants
wrap cache-nez; châle; fichu; foulard; écharpe inclusion dans un wrapper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tie aiguilleter; attacher; attacher ensemble; attacher l'un à l'autre; attirer dans un piège; boutonner; bâillonner; enchaîner; enfiler; ficeler; fixer; garrotter; lacer; lier; lier ensemble; ligoter; nouer; piéger; rattacher; relier; tendre un piège à
wrap cacher; camoufler; cartonner; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; emballer; empaqueter; envelopper; envelopper de; faire ses malles; faire un paquet de; inclure dans un wrapper; masquer; recouvrir; se draper dans; se revêtir de; voiler
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lousy fichu; foutu; minablement maigre; minable; misérable; pauvre; pouilleux
miserable désolant; fichu; malade; malheureux; misérable; morne; morose; patraque avachi; avili; chiche; dans le ruisseau; débauché; dépourvu; humble; lamentable; maigre; malheureux; minable; mince; misérable; misérablement; miteux; molle; mou; parcimonieux; passé; patraque; pauvre; pauvrement; pitoyable; pitoyablement; périmé; rare; sans valeur; sobre; sobrement
rotten désolant; fichu; foutu; malade; malheureux; minablement; misérable; morne; morose; patraque banal; bas; basse; bassement; bourbeuse; bourbeux; cochon; corrompu; crapuleusement; crapuleux; dégueulasse; dégénéré; dépravé; grossier; grossière; grossièrement; ignoble; ignoblement; immoral; infect; infâme; mal; malheureux; malpropre; misérable; misérablement; moisi; mou; méchant; méprisable; passé; patraque; perdu; perverti; pourri; putride; ranci; sale; spongieux; terreux; trivial; vil; vilain; vulgaire
wretched désolant; fichu; malade; malheureux; misérable; morne; morose; patraque avachi; dépourvu; godiche; gémissant; lamentable; malchanceux; malheureux; minable; misérable; misérablement; molle; mou; pataud; pauvre; pauvrement; pitoyable; pitoyablement; pleurant; se lamentant; se plaignant; zéro
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
awful fichu; foutu; minablement affolant; affreusement; angoissant; atroce; effrayant; effroyable; effroyablement; horrible; malheureux; misérable; misérablement; patraque; redoutable; terrible; terriblement; terrifiant; vachement; épouvantable
by gum du diable; fichu; sacré
naseaus désolant; fichu; malade; malheureux; misérable; morne; morose; patraque

Synoniemen voor "fichu":


Wiktionary: fichu

fichu
adjective
  1. Mal tourné, déplaisant
  2. Perdu
fichu
adjective
  1. broken, inoperative
  2. incorrect; useless; broken
  3. cursed
  4. worn out
noun
  1. piece of cloth
plural
  1. end, death (colloquial)

Cross Translation:
FromToVia
fichu headscarf hoofddoek — een vierkante lap stof die vooral door vrouwen driehoekig samengevouwen over het hoofd gedragen wordt
fichu damaged; broken; defective; in half; in two; torn kaporesumgangssprachlich: in einzelne Teile zerfallen; schadhaft; nicht mehr funktionierend
fichu broken; bust; out of order; fucked-up; broken-down; kaput kaputt — in einem schadhaften oder funktionslosen Zustand

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van fichu