Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Vertaal falloir

Vertaal falloir van Frans naar Engels

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

falloir:
- must; want; have to; need; should; ought to; be obliged to
Wiktionary:
- falloir → have to, must, need
- falloir → need, require

Frans

Uitgebreide vertaling voor falloir (Frans) in het Engels

falloir:

falloir werkwoord

falloir (devoir; être obligé de; être dans l'obligation de)
to must; to want; to have to; to need
- must werkwoord (must)
- want werkwoord (wants, wanted, wanting)
- have to werkwoord (has to, had to, having to)
- need werkwoord (needs, needed, needing)
falloir (être obligé de; devoir; être dans l'obligation de)
should; to ought to; be obliged to
- should werkwoord
- ought to werkwoord (ought to)
- be obliged to werkwoord

Vertaal Matrix voor falloir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
must		condition; condition nécessaire; exigence; must; réquisition; stipulation
need		adversité; besoin; détresse; indigence; misère; nécessité; pauvreté; précarité
want		besoin; défaut; manque; misère; pauvreté; pénurie
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
be obliged to	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
have to	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
must	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
need	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de	avoir besoin; avoir besoin de; nécessiter
ought to	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de	aller
should	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
want	devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de	aimer; avoir besoin; avoir envie de; convoiter; désirer; nécessiter; vouloir

Synoniemen voor "falloir":

devoir; nécessiter

Wiktionary: falloir

falloir

verb

Être de nécessité, de devoir, d’obligation, de bienséance.
- falloir → have to; must; need

falloir

verb

to have an absolute requirement for
- need → avoir besoin de; falloir

Cross Translation:

From	To	Via
• falloir	→ need; require	↔ bedürfen — gehoben, mit Genitivobjekt (Nomen, Nomengruppe oder Pronomen im Genitiv): etwas benötigen, etwas brauchen, auf etwas angewiesen sein