Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. chiffonnement:


Frans

Uitgebreide vertaling voor chiffonnement (Frans) in het Engels

chiffonnement:

chiffonnement [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le chiffonnement (irritation; mécontentement; agacement; déplaisir; contrariété)
    the annoyance; the irritation; the vexation; the nuisance; the chagrin; the drag
    • annoyance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • irritation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vexation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nuisance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chagrin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drag [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chiffonnement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoyance agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement affliction; chagrin; douleur; mal; malheur; maussaderie; peine; souffrance; tristesse
chagrin agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement affliction; chagrin; douleur; mal; malheur; maussaderie; peine; souffrance; tristesse
drag agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement break; dog-cart; grappin; résistance de l'air; trait
irritation agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement agacement; irascibilité; irritation; rancoeur; énervement
nuisance agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement agacement; caractère difficile; casse-pieds; difficulté; dérangement; désagrément; embarras; ennui; gêne; gêneur; gêneuse; importun; importune; inconfort; inconvénient; mal; molestation; nuisance; taquin; tourmenteur; violence
vexation agacement; chiffonnement; contrariété; déplaisir; irritation; mécontentement affliction; agacement; attraction; chagrin; charme; douleur; enchantement; ensorcellement; envoûtement; irascibilité; irritation; mal; malheur; maussaderie; peine; ravissement; souffrance; séduction; tentation; tristesse; énervement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drag amarrer; attraper; barboter; chiper; déballer; faire glisser; piquer; porter; porter avec effort; prendre; repêcher; souffler; tirer; tirer sur la corde; traîner; trimballer

Computer vertaling door derden: