Assistant in het Engels vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

assistant:
- assistant; second servant; helper; bystander; clerk; footman; valet; employee; staff member; worker; fellow worker; labourer; member of staff; manpower; hand; laborer; witness; spectator; accomplice; confederate; assistent teacher
Wiktionary:
- assistant → assistant, yeoman, subordinate, deputy, aide, helper, wizard
- assistant → assistant, helper, help

Frans

Uitgebreide vertaling voor assistant (Frans) in het Engels

assistant:

assistant [le ~] zelfstandig naamwoord

l'assistant (aide; serviteur; domestique; commis; membre du personnel; valet; clerc; secondant)
the assistant; the second servant; the helper; the bystander; the clerk; the footman; the valet
- assistant [the ~] zelfstandig naamwoord
- second servant [the ~] zelfstandig naamwoord
- helper [the ~] zelfstandig naamwoord
- bystander [the ~] zelfstandig naamwoord
- clerk [the ~] zelfstandig naamwoord
- footman [the ~] zelfstandig naamwoord
- valet [the ~] zelfstandig naamwoord
l'assistant (membre du personnel; employé; salarié; clerc)
the employee; the staff member; the worker; the fellow worker; the clerk; the labourer; the member of staff; the manpower; the laborer
- employee [the ~] zelfstandig naamwoord
- staff member [the ~] zelfstandig naamwoord
- worker [the ~] zelfstandig naamwoord
- fellow worker [the ~] zelfstandig naamwoord
- clerk [the ~] zelfstandig naamwoord
- labourer [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
- member of staff [the ~] zelfstandig naamwoord
- manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
- laborer [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
the hand
– a hired laborer on a farm or ranch ¹
- hand [the ~] zelfstandig naamwoord
  - a ranch hand¹
l'assistant (témoin; spectateur)
the witness; the spectator; the bystander
- witness [the ~] zelfstandig naamwoord
- spectator [the ~] zelfstandig naamwoord
- bystander [the ~] zelfstandig naamwoord
l'assistant (complice; allié)
the accomplice; the confederate
- accomplice [the ~] zelfstandig naamwoord
- confederate [the ~] zelfstandig naamwoord
l'assistant (professeur auxiliaire)
the assistent teacher
- assistent teacher [the ~] zelfstandig naamwoord
l'assistant
the assistant
- assistant [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor assistant:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accomplice	allié; assistant; complice	acolyte; affidé; complice; compère; coresponsable
assistant	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet	adjoint; aide; assistante; domestique; valet; valet de chambre; valet de ferme
assistent teacher	assistant; professeur auxiliaire
bystander	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; spectateur; témoin; valet
clerk	aide; assistant; clerc; commis; domestique; employé; membre du personnel; salarié; secondant; serviteur; valet	assistant de bureau; clerc; commis; employé; employé de bureau; fonctionnaire; secrétaire
confederate	allié; assistant; complice	acolyte; affidé; complice; compère; coresponsable
employee	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	assistante; employé; main-d'oeuvre; ouvrier; salarié; travailleur
fellow worker	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	assistante
footman	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet	domestique; genre humain; homme; humanité; individu; laquais; valet; valet de chambre; être humain
hand	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	aide; aiguille; domestique; employé; griffe; main; ouvrier; ouvrier agricole; patte; petite main; poignée; poignée de main; poing; salarié; serrement de main; travailleur; valet; valet de chambre; valet de ferme
helper	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet	application auxiliaire; application d'assistance
laborer	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	employé; main-d'oeuvre; ouvrier; salarié; travailleur
labourer	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	employé; main-d'oeuvre; ouvrier; salarié; travailleur
manpower	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	administration; conduite; direction; effectifs; employés; force musculaire; forces de travail; main-d'oeuvre; navigation; personnel; pilotage; service
member of staff	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié
second servant	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet
spectator	assistant; spectateur; témoin	observateur; spectateur
staff member	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	cadre; membre de la direction
valet	aide; assistant; clerc; commis; domestique; membre du personnel; secondant; serviteur; valet	aide; domestique; genre humain; homme; humanité; individu; laquais; majordome; maître d'hôtel; valet; valet de chambre; valet de ferme; être humain
witness	assistant; spectateur; témoin	témoin; témoin principal
worker	assistant; clerc; employé; membre du personnel; salarié	employé; main-d'oeuvre; ouvrier; salarié; travailleur
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hand		donner; déléguer; déposer; faire circuler; livrer; offrir; passer; passer quelque chose à quelqu'un; porter; présenter; remettre; remettre aux mains; rendre; tendre; tendre quelque chose à quelqu'un; transmettre; étendre
witness		apercevoir; apparaître; arriver; assister à; distinguer; démontrer; manifester; montrer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; surgir; vivre; voir; être présent; être témoin de
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assistant		adjoint

Synoniemen voor "assistant":

adjoint; assesseur; collaborateur; auxiliaire; second; joint; accolé; annexé; attaché; rattaché; aide; assistance; spectateur; participant; aidant; auditeur; allocutaire; élève; public; supplémentaire; complémentaire; annexe; additionnel; coadjuteur; collègue; associé; coopérateur; compagnon; camarade; observateur; témoin; voyeur; deuxième; mineur; inférieur; moindre; allié

Wiktionary: assistant

assistant

noun

aide
- assistant → assistant; yeoman; subordinate; deputy; aide

assistant

noun

one who helps
- helper → assistante; assistant
person who assists
- assistant → aide; assistant
(computing) program or script used to simplify complex operations
- wizard → assistant
subordinate
- yeoman → assistant; subordonné

Cross Translation:

From	To	Via
• assistant	→ assistant	↔ Assistent — meist akademisch vorgebildete Hilfskraft
• assistant	→ helper; assistant	↔ Helfer — Person, die jemanden helfen oder unterstützen
• assistant	→ help	↔ Helfer — übertragen: eine Sache, die eine Unterstützung bietet
• assistant	→ assistant	↔ Mitarbeiter — jemand, der in der Gruppe oder Firma des-/derjenigen arbeitet, der ihm Weisungen erteilen kann

Verwante vertalingen van assistant

Remove Ads

Vertaal assistant van Frans naar Engels

Uitgebreide vertaling voor assistant (Frans) in het Engels

assistant:

assistant [le ~] zelfstandig naamwoord

l'assistant (aide; serviteur; domestique; commis; membre du personnel; valet; clerc; secondant)

l'assistant (membre du personnel; employé; salarié; clerc)

l'assistant (témoin; spectateur)

l'assistant (complice; allié)

l'assistant (professeur auxiliaire)

l'assistant

Vertaal Matrix voor assistant:

Synoniemen voor "assistant":

Wiktionary: assistant

Verwante vertalingen van assistant