Abîmé in het Engels vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

abîmé:
- damaged; crushed; torn; cracked; tattered; battered; in rags; to pieces; broken; gone to pieces; snapped; in shreds; moth eaten; ruptured; disfigured; marked; injured; wounded; buggered up; spoilt
Wiktionary:
- abîmé → blight
- abîmé → broken

Frans

Uitgebreide vertaling voor abîmé (Frans) in het Engels

abîmé:

abîmé bijvoeglijk naamwoord

abîmé (endommagé; cassé; brisé; rompu; en morceaux; troué; fracturé; crevé; détraqué; lacéré; en pièces; en dérangement; avarié; en lambeaux; variolé; délabré; fêlé; déchiré)
damaged
– harmed or injured or spoiled ¹
- damaged bijvoeglijk naamwoord
  - I won't buy damaged goods¹
  - the storm left a wake of badly damaged buildings¹
crushed; cracked; in rags; to pieces; broken; gone to pieces; snapped; in shreds; moth eaten; ruptured
- crushed bijvoeglijk naamwoord
- cracked bijvoeglijk naamwoord
- in rags bijvoeglijk naamwoord
- to pieces bijvoeglijk naamwoord
- broken bijvoeglijk naamwoord
- gone to pieces bijvoeglijk naamwoord
- snapped bijvoeglijk naamwoord
- in shreds bijvoeglijk naamwoord
- moth eaten bijvoeglijk naamwoord
- ruptured bijvoeglijk naamwoord
torn
– having edges that are jagged from injury ¹
- torn bijvoeglijk naamwoord
tattered
– ruined or disrupted ¹
- tattered bijvoeglijk naamwoord
  - a tattered remnant of its former strength¹
  - my torn and tattered past¹
battered
– damaged especially by hard usage ¹
- battered bijvoeglijk naamwoord
  - his battered old hat¹
abîmé (défiguré; endommagé; gâché; délabré; détérioré; difforme)
disfigured; damaged; marked
- disfigured bijvoeglijk naamwoord
- damaged bijvoeglijk naamwoord
- marked bijvoeglijk naamwoord
abîmé (en lambeaux; endommagé; avarié; en pièces)
battered; in shreds; in rags; damaged; tattered; to pieces
- battered bijvoeglijk naamwoord
- in shreds bijvoeglijk naamwoord
- in rags bijvoeglijk naamwoord
- damaged bijvoeglijk naamwoord
- tattered bijvoeglijk naamwoord
- to pieces bijvoeglijk naamwoord
abîmé (brisé)
to pieces; broken
- to pieces bijvoeglijk naamwoord
- broken bijvoeglijk naamwoord
abîmé (blessé; avarié; en lambeaux; endommagé; mangé des mites; délabré; détérioré; en pièces; variolé)
injured; wounded
- injured bijvoeglijk naamwoord
- wounded bijvoeglijk naamwoord
abîmé (gâché; endommagé)
buggered up; spoilt
- buggered up bijvoeglijk naamwoord
- spoilt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor abîmé:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
injured		accidenté; blessé; victime
wounded		accidenté; blessé; victime
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
battered	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé
broken	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	brisé; cassé; courbatu; craqué; dans un état triste; défectueux; délabré; détérioré; dévoré; en morceaux; en panne; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu
cracked	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	complètement dingue; dingue; fou; toqué
crushed	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	aplati; broyé; écrasé
damaged	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; difforme; déchiré; défiguré; délabré; détraqué; détérioré; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; gâché; lacéré; rompu; troué; variolé
disfigured	abîmé; difforme; défiguré; délabré; détérioré; endommagé; gâché	difforme; mutilé
injured	abîmé; avarié; blessé; délabré; détérioré; en lambeaux; en pièces; endommagé; mangé des mites; variolé
marked	abîmé; difforme; défiguré; délabré; détérioré; endommagé; gâché
ruptured	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	banqueroute; déchiré; faillite
spoilt	abîmé; endommagé; gâché	gâté
tattered	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	mangé des mites; mité
torn	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	banqueroute; brisé; cassé; dans un état triste; déchiré; délabré; détérioré; dévoré; en morceaux; en pièces; endommagé; faillite; fracturé; fêlé; lacéré; rompu
wounded	abîmé; avarié; blessé; délabré; détérioré; en lambeaux; en pièces; endommagé; mangé des mites; variolé	atteint; blessé; touché
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buggered up	abîmé; endommagé; gâché
gone to pieces	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé
in rags	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé
in shreds	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé
moth eaten	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	mangé des mites; mité
snapped	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	brisé; cassé; craqué
to pieces	abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; déchiré; délabré; détraqué; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; lacéré; rompu; troué; variolé	banqueroute; brisé; cassé; dans un état triste; délabré; détérioré; dévoré; en morceaux; en pièces; endommagé; faillite; fracturé; fêlé; lacéré; rompu

Synoniemen voor "abîmé":

altéré; avarié; corrompu; gâté; pourri; talé; sombré; détérioré; endommagé; bousillé; gâché; bâclé; amoché; décomposé; putride; érodé; rongé; fané; décati; décoloré; défraîchi; délavé; flétri; pâli; terni; vieilli; usagé; perdu; égaré; écarté; dépossédé; déshonoré; faisandé; putréfié

Wiktionary: abîmé

abîmé

verb

to suffer blight
- blight → abîmé

Cross Translation:

From	To	Via
• abîmé	→ broken	↔ kapot — gebroken

Remove Ads

Vertaal abîmé van Frans naar Engels

Uitgebreide vertaling voor abîmé (Frans) in het Engels

abîmé:

abîmé bijvoeglijk naamwoord

abîmé (endommagé; cassé; brisé; rompu; en morceaux; troué; fracturé; crevé; détraqué; lacéré; en pièces; en dérangement; avarié; en lambeaux; variolé; délabré; fêlé; déchiré)

abîmé (défiguré; endommagé; gâché; délabré; détérioré; difforme)

abîmé (en lambeaux; endommagé; avarié; en pièces)

abîmé (brisé)

abîmé (blessé; avarié; en lambeaux; endommagé; mangé des mites; délabré; détérioré; en pièces; variolé)

abîmé (gâché; endommagé)

Vertaal Matrix voor abîmé:

Synoniemen voor "abîmé":

Wiktionary: abîmé