Chaleur: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

chaleur:
- warmth; rut; heat; mating season; jittery; nervousness; highly strung
Wiktionary:
- chaleur → heat, oestrus, warmth
- chaleur → heat, warmth, rut, rutting season

Frans

Uitgebreide vertaling voor chaleur (Frans) in het Engels

la chaleur (ardeur; fougue; feu)
the warmth
- warmth [the ~] zelfstandig naamwoord
la chaleur (rut; chaleurs)
the rut; the heat; the mating season
- rut [the ~] zelfstandig naamwoord
- heat [the ~] zelfstandig naamwoord
- mating season [the ~] zelfstandig naamwoord
la chaleur (agitation; ardeur; excitation)
the jittery; the nervousness; the highly strung
- jittery [the ~] zelfstandig naamwoord
- nervousness [the ~] zelfstandig naamwoord
- highly strung [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
heat	chaleur; chaleurs; rut	manche
highly strung	agitation; ardeur; chaleur; excitation
jittery	agitation; ardeur; chaleur; excitation
mating season	chaleur; chaleurs; rut
nervousness	agitation; ardeur; chaleur; excitation	nervosité; énervement
rut	chaleur; chaleurs; rut	ornière; routine; train-train
warmth	ardeur; chaleur; feu; fougue
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
heat		chauffer; réchauffer la nourriture; échauffer
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
jittery		chevrotant; craintif; craintivement; effaré; frisonnant; nerveusement; nerveux; peureusement; peureux; timide; timidement; timoré; tremblotant

chaleur

noun

Qualité de ce qui est chaud, sensation produite par un corps chaud
- chaleur → heat

chaleur

noun

A female animal's readiness to mate
- oestrus → œstrus; chaleur
hot spell
- heat → chaleur
condition where a mammal is aroused sexually or where it is especially fertile
- heat → rut; chaleur
condition or quality of being hot
- heat → chaleur
thermal energy
- heat → chaleur
moderate heat; sensation of being warm
- warmth → chaleur

Cross Translation:

From	To	Via
• chaleur	→ heat	↔ warmte — de hoeveelheid thermische energie.
• chaleur	→ warmth	↔ warmte — de mate waarin het weer warm is.
• chaleur	→ heat	↔ hitte — overdreven warmte
• chaleur	→ rut; rutting season	↔ Brunft — Jägersprache: Paarungszeit insbesondere des Schalenwilds
• chaleur	→ heat	↔ Hitze — hohe, als unangenehm empfundene Wärme
• chaleur	→ heat; warmth	↔ Wärme — Zustand des Warmseins, Besitz einer mäßig hohen Temperatur