Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: arme

Franse en Engelse zoekresultaten voor: arme

Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. arme:
  2. armée:
  3. armé:
  4. armer:
  5. arôme:
  6. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor arme (Frans) in het Engels

arme:

arme [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'arme (moyen guerrier; fusil; pistolet)
    the weapon; the arms; the rifle; the cannon; the gun
    • weapon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • arms [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rifle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cannon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gun [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'arme (pistolet; revolver; fusil)
    the heand-gun; the revolver; the gun; the pistol
    • heand-gun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • revolver [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pistol [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'arme (bouche à feu; fusil)
    the muzzle of a gun

Vertaal Matrix voor arme:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arms arme; fusil; moyen guerrier; pistolet armement
cannon arme; fusil; moyen guerrier; pistolet
gun arme; fusil; moyen guerrier; pistolet; revolver arme à feu; artillerie; canon; canons; fusil
heand-gun arme; fusil; pistolet; revolver
muzzle of a gun arme; bouche à feu; fusil
pistol arme; fusil; pistolet; revolver pistolet; revolver
revolver arme; fusil; pistolet; revolver pistolet; revolver
rifle arme; fusil; moyen guerrier; pistolet arme à feu; fusil
weapon arme; fusil; moyen guerrier; pistolet

Synoniemen voor "arme":


Wiktionary: arme

arme
noun
  1. instrument qui sert à attaquer ou à se défendre
arme
noun
  1. weapon
  2. instrument of attack or defense in combat
adjective
  1. defenceless and lacking weapon
Cross Translation:
FromToVia
• arme → arm; weapon ↔ wapen — een werktuig van geweld
• arme → arm; weapon ↔ Waffe — ein technisches Hilfsmittel für die Jagd und den Kampf

armée:

armée [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'armée (forces armées; forces militaires; force militaire; force armée)
    the army; the armed forces; the military force; the military
    the force
    – a unit that is part of some military service 1
    • force [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he sent Caesar a force of six thousand men1
  2. l'armée
    the army; the host
    • army [the ~] zelfstandig naamwoord
    • host [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'armée
    the armed forces

Vertaal Matrix voor armée:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armed forces armée; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires défense nationale; force armée; forces armées; forces militaires
army armée; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires armée de terre; force armée; forces armées
force armée; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires actionnement; capacité; contrainte; effectifs; force; force armée; force de propulsion; force de traction; force motrice; force propulsive; forces armées; imposer; main-d'oeuvre; mise en marche; moteur; poussée; pouvoir; pouvoirs; propulsion; puissance; traction; violence
host armée animateur; aubergiste; guide; hôte; manager; maître de maison; mentor; ordinateur hôte de l'ordinateur virtuel; propriétaire; présentateur; tuteur
military armée; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires militaire; soldat
military force armée; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires charge militaire; force armée; force militaire; forces armées; mesure militaire
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
force brusquer; contraindre; contraindre à; contraindre à faire; dicter; enjoindre; forcer; forcer à; forcer à faire; imposer; insister; nécessiter; obliger; obliger à; obliger à faire; ordonner; pousser; pousser à; pousser à faire; prescrire; réussir à imposer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
military militaire; à main armée

Synoniemen voor "armée":


Wiktionary: armée

armée
noun
  1. ensemble structuré de soldats
  2. formation
  3. multitude
armée
noun
  1. armed forces
  2. multitude of people arrayed as an army
  3. military force concerned mainly with ground operations
Cross Translation:
FromToVia
• armée → army ↔ leger — een militaire strijdmacht
• armée → army ↔ Heer — Gesamtheit der Landstreitkräfte eines Staates
• armée → military; army ↔ Militär — die bewaffneten Streitkräfte eines Staates
• armée → army ↔ Armee — ursprünglich: bewaffnete Landmacht, Heer, Heeresabteilung

armé:

armé bijvoeglijk naamwoord

  1. armé (préparé)
    prepared; ready for
  2. armé
    armed; in arms

Vertaal Matrix voor armé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armed armé
prepared armé; préparé achevé; disponible; disposé; exécuté; fait; fini; passé; préparé; prêt; terminé
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in arms armé
ready for armé; préparé

Synoniemen voor "armé":


Wiktionary: armé

armé
adjective
  1. signifier, en parlant des choses, qui est garnir, munir, pourvoir de.
armé
adjective
  1. prepared or armed for battle
  2. equipped, especially with a weapon
  3. defenceless and lacking weapon
Cross Translation:
FromToVia
• armé → weaponed ↔ bewaffnet — mit einer Waffe ausgerüstet

arme vorm van armer:

armer werkwoord (arme, armes, armons, armez, )

  1. armer (se cuirasser; blinder)
    to reinforce; to armour; to arm; armor
    • reinforce werkwoord (reinforces, reinforced, reinforcing)
    • armour werkwoord, Brits (armours, armoured, armouring)
    • arm werkwoord (arms, armed, arming)
    • armor werkwoord, Amerikaans
  2. armer (cuirasser; blinder)
    to reinforce; to armour; armor
    • reinforce werkwoord (reinforces, reinforced, reinforcing)
    • armour werkwoord, Brits (armours, armoured, armouring)
    • armor werkwoord, Amerikaans
  3. armer (se mettre en grande toilette; munir; doter; )
    to fit out; to furnish; to deck out; dress o.s. up
    • fit out werkwoord (fits out, fitted out, fitting out)
    • furnish werkwoord (furnishes, furnished, furnishing)
    • deck out werkwoord (decks out, decked out, decking out)
    • dress o.s. up werkwoord

Conjugations for armer:

Présent
  1. arme
  2. armes
  3. arme
  4. armons
  5. armez
  6. arment
imparfait
  1. armais
  2. armais
  3. armait
  4. armions
  5. armiez
  6. armaient
passé simple
  1. armai
  2. armas
  3. arma
  4. armâmes
  5. armâtes
  6. armèrent
futur simple
  1. armerai
  2. armeras
  3. armera
  4. armerons
  5. armerez
  6. armeront
subjonctif présent
  1. que j'arme
  2. que tu armes
  3. qu'il arme
  4. que nous armions
  5. que vous armiez
  6. qu'ils arment
conditionnel présent
  1. armerais
  2. armerais
  3. armerait
  4. armerions
  5. armeriez
  6. armeraient
passé composé
  1. ai armé
  2. as armé
  3. a armé
  4. avons armé
  5. avez armé
  6. ont armé
divers
  1. arme!
  2. armez!
  3. armons!
  5. armé
  6. armant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor armer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arm accoudoir; bras
armor armement; armure; armure qui recouvre la buste; blindage; corselet; cuirasse; cuirassement; plastron
armour armement; armure; armure qui recouvre la buste; blindage; corselet; cuirasse; cuirassement; plastron
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arm armer; blinder; se cuirasser
armor armer; blinder; cuirasser; se cuirasser blinder; couvrir; cuirasser
armour armer; blinder; cuirasser; se cuirasser blinder; couvrir; cuirasser
deck out armer; doter; décorer; embellir; munir; orner; parer; passementer; se mettre en grande toilette; équiper
dress o.s. up armer; doter; décorer; embellir; munir; orner; parer; passementer; se mettre en grande toilette; équiper
fit out armer; doter; décorer; embellir; munir; orner; parer; passementer; se mettre en grande toilette; équiper fournir d'outillage; s'armer; s'équiper; se munir
furnish armer; doter; décorer; embellir; munir; orner; parer; passementer; se mettre en grande toilette; équiper aménager; apporter; couvrir; distribuer; distribuer à domicile; décorer; délivrer; fournir; garnir; installer; livrer; livrer à domicile; mettre à la disposition; meubler; outiller; porter à domicile; procurer; recouvrir; revêtir; tapisser
reinforce armer; blinder; cuirasser; se cuirasser consolider; fortifier; raffermir; renforcer

Synoniemen voor "armer":


Wiktionary: armer

armer
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
armer
verb
  1. to place a burden upon, to assign a duty
  2. to prepare a tool or a weapon for action
  3. to supply with weapons
Cross Translation:
FromToVia
• armer → arm ↔ bewapenen — iemand van wapens voorzien

arôme:

arôme [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'arôme
    the scent; the aroma; the smell
    • scent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • aroma [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smell [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'arôme
    the flavouring; the seasoning; the flavoring
    • flavouring [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • seasoning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flavoring [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  3. l'arôme (odeur; bouquet; senteur; parfum)
    the fragrance; the odour; the scent; the perfume; the bouquet; the smell; the odor
    • fragrance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • odour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • scent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • perfume [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bouquet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smell [the ~] zelfstandig naamwoord
    • odor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Vertaal Matrix voor arôme:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aroma arôme
bouquet arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur arrangement de fleurs; bouquet; bouquet composé; bouquet de fleurs; composition florale; corymbe; gerbe; gerbe de fleurs; petit bouquet composé
flavoring arôme aromate; aromatisant; condiment; herbe aromatique; lanceur de modes; épice; épices
flavouring arôme aromate; aromatisant; condiment; herbe aromatique; lanceur de modes; épice; épices
fragrance arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur eau de senteur; fumet; odeur; parfum
odor arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur parfum; senteur
odour arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur parfum; senteur
perfume arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur eau de senteur; fumet; odeur; parfum
scent arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur eau de senteur; fumet; odeur; parfum; senteur
seasoning arôme aromatisant; herbe aromatique; lanceur de modes; marinade; épices
smell arôme; bouquet; odeur; parfum; senteur parfum; senteur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scent avoir vent de; flairer; subodorer
smell embaumer; empester; exhaler; flairer; fleurer; fouiller; fouiner; fourrer le nez dans; fureter; puer; sentir mauvais

Synoniemen voor "arôme":


Wiktionary: arôme

arôme
noun
  1. principe odorant des fleurs et en général des substances végétales.
arôme
noun
  1. a pleasant smell
Cross Translation:
FromToVia
• arôme → aroma; fragrance; perfume ↔ Duft — allgemein: ein angenehmer Geruch der sich verbreitet oder ausgebracht wird
• arôme → aroma ↔ Aroma — bestimmter (meist angenehmer) Duft, Geruch

Verwante vertalingen van arme







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1124 seconde
Page rendered in 1.0 seconds