Frans
Uitgebreide vertaling voor infecté (Frans) in het Engels
infecté:
Synoniemen voor "infecté":
infecter:
infecter werkwoord (infecte, infectes, infectons, infectez, infectent, infectais, infectait, infections, infectiez, infectaient, infectai, infectas, infecta, infectâmes, infectâtes, infectèrent, infecterai, infecteras, infectera, infecterons, infecterez, infecteront)
-
infecter (contaminer; souiller; transmettre; communiquer; intoxiquer)
-
infecter
Conjugations for infecter:
Présent
- infecte
- infectes
- infecte
- infectons
- infectez
- infectent
imparfait
- infectais
- infectais
- infectait
- infections
- infectiez
- infectaient
passé simple
- infectai
- infectas
- infecta
- infectâmes
- infectâtes
- infectèrent
futur simple
- infecterai
- infecteras
- infectera
- infecterons
- infecterez
- infecteront
subjonctif présent
- que j'infecte
- que tu infectes
- qu'il infecte
- que nous infections
- que vous infectiez
- qu'ils infectent
conditionnel présent
- infecterais
- infecterais
- infecterait
- infecterions
- infecteriez
- infecteraient
passé composé
- ai infecté
- as infecté
- a infecté
- avons infecté
- avez infecté
- ont infecté
divers
- infecte!
- infectez!
- infectons!
- infecté
- infectant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor infecter:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
poison | poison; toxine; venin | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
contaminate | communiquer; contaminer; empoisonner; infecter; intoxiquer; souiller; transmettre | |
infect | communiquer; contaminer; empoisonner; infecter; intoxiquer; souiller; transmettre | |
poison | communiquer; contaminer; empoisonner; infecter; intoxiquer; souiller; transmettre |
Synoniemen voor "infecter":
Wiktionary: infecter
infecter
Cross Translation:
verb
infecter
-
gâter ; inoculer des germes contagieux.
- infecter → infect
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• infecter | → infect | ↔ infecteren — (overgankelijk), (medisch, nld) aansteken, besmetten |
• infecter | → infect | ↔ aansteken — besmetten met een begin van rotting |
Computer vertaling door derden: