Overzicht
Frans naar Engels: Meer gegevens...
-
infect:
- mean; vile; pedestrian; smelly; smoky; stinking; malodorous; malodourous; banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory
-
Wiktionary:
- infect → vile, loathsome, revolting, disgusting
- infecté → infected
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- infect:
-
Wiktionary:
- infect → infecter
- infect → empoisonner, infecter, contaminer
Frans
Uitgebreide vertaling voor infect (Frans) in het Engels
infect:
-
infect (bas; basse; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement)
mean; vile; pedestrian-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
vile bijvoeglijk naamwoord
-
pedestrian bijvoeglijk naamwoord
-
-
infect (pestilentiel; puant; fétide)
-
infect (crapuleux; banal; méchant; grossier; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; trivial; grossièrement; bassement)
banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
coarse bijvoeglijk naamwoord
-
gross bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
vulgar bijvoeglijk naamwoord
-
vapid bijvoeglijk naamwoord
-
shabby bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
below the belt bijvoeglijk naamwoord
-
rotten bijvoeglijk naamwoord
-
unmannerly bijvoeglijk naamwoord
-
trite bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor infect:
Synoniemen voor "infect":
Wiktionary: infect
infect
adjective
-
Qui dégager une mauvaise odeur par suite de corruption.
- infect → vile; loathsome; revolting; disgusting
infecté:
Synoniemen voor "infecté":
Computer vertaling door derden:
Engels
Uitgebreide vertaling voor infect (Engels) in het Frans
infect:
-
to infect (contaminate; poison)
contaminer; infecter; souiller; transmettre; communiquer; intoxiquer-
contaminer werkwoord (contamine, contamines, contaminons, contaminez, contaminent, contaminais, contaminait, contaminions, contaminiez, contaminaient, contaminai, contaminas, contamina, contaminâmes, contaminâtes, contaminèrent, contaminerai, contamineras, contaminera, contaminerons, contaminerez, contamineront)
-
infecter werkwoord (infecte, infectes, infectons, infectez, infectent, infectais, infectait, infections, infectiez, infectaient, infectai, infectas, infecta, infectâmes, infectâtes, infectèrent, infecterai, infecteras, infectera, infecterons, infecterez, infecteront)
-
souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, souillent, souillais, souillait, souillions, souilliez, souillaient, souillai, souillas, souilla, souillâmes, souillâtes, souillèrent, souillerai, souilleras, souillera, souillerons, souillerez, souilleront)
-
transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, transmettent, transmettais, transmettait, transmettions, transmettiez, transmettaient, transmis, transmit, transmîmes, transmîtes, transmirent, transmettrai, transmettras, transmettra, transmettrons, transmettrez, transmettront)
-
communiquer werkwoord (communique, communiques, communiquons, communiquez, communiquent, communiquais, communiquait, communiquions, communiquiez, communiquaient, communiquai, communiquas, communiqua, communiquâmes, communiquâtes, communiquèrent, communiquerai, communiqueras, communiquera, communiquerons, communiquerez, communiqueront)
-
intoxiquer werkwoord (intoxique, intoxiques, intoxiquons, intoxiquez, intoxiquent, intoxiquais, intoxiquait, intoxiquions, intoxiquiez, intoxiquaient, intoxiquai, intoxiquas, intoxiqua, intoxiquâmes, intoxiquâtes, intoxiquèrent, intoxiquerai, intoxiqueras, intoxiquera, intoxiquerons, intoxiquerez, intoxiqueront)
-
-
to infect (poison; contaminate)
empoisonner; intoxiquer; infecter; contaminer; souiller-
empoisonner werkwoord (empoisonne, empoisonnes, empoisonnons, empoisonnez, empoisonnent, empoisonnais, empoisonnait, empoisonnions, empoisonniez, empoisonnaient, empoisonnai, empoisonnas, empoisonna, empoisonnâmes, empoisonnâtes, empoisonnèrent, empoisonnerai, empoisonneras, empoisonnera, empoisonnerons, empoisonnerez, empoisonneront)
-
intoxiquer werkwoord (intoxique, intoxiques, intoxiquons, intoxiquez, intoxiquent, intoxiquais, intoxiquait, intoxiquions, intoxiquiez, intoxiquaient, intoxiquai, intoxiquas, intoxiqua, intoxiquâmes, intoxiquâtes, intoxiquèrent, intoxiquerai, intoxiqueras, intoxiquera, intoxiquerons, intoxiquerez, intoxiqueront)
-
infecter werkwoord (infecte, infectes, infectons, infectez, infectent, infectais, infectait, infections, infectiez, infectaient, infectai, infectas, infecta, infectâmes, infectâtes, infectèrent, infecterai, infecteras, infectera, infecterons, infecterez, infecteront)
-
contaminer werkwoord (contamine, contamines, contaminons, contaminez, contaminent, contaminais, contaminait, contaminions, contaminiez, contaminaient, contaminai, contaminas, contamina, contaminâmes, contaminâtes, contaminèrent, contaminerai, contamineras, contaminera, contaminerons, contaminerez, contamineront)
-
souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, souillent, souillais, souillait, souillions, souilliez, souillaient, souillai, souillas, souilla, souillâmes, souillâtes, souillèrent, souillerai, souilleras, souillera, souillerons, souillerez, souilleront)
-
-
to infect
– To install malicious software on a computer or insert malicious software code into a file or load malicious code into memory. 1
Conjugations for infect:
present
- infect
- infect
- infects
- infect
- infect
- infect
simple past
- infected
- infected
- infected
- infected
- infected
- infected
present perfect
- have infected
- have infected
- has infected
- have infected
- have infected
- have infected
past continuous
- was infecting
- were infecting
- was infecting
- were infecting
- were infecting
- were infecting
future
- shall infect
- will infect
- will infect
- shall infect
- will infect
- will infect
continuous present
- am infecting
- are infecting
- is infecting
- are infecting
- are infecting
- are infecting
subjunctive
- be infected
- be infected
- be infected
- be infected
- be infected
- be infected
diverse
- infect!
- let's infect!
- infected
- infecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor infect:
Verwante woorden van "infect":
Synoniemen voor "infect":
Antoniemen van "infect":
Verwante definities voor "infect":
Wiktionary: infect
infect
Cross Translation:
verb
infect
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• infect | → empoisonner | ↔ verpesten — ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is |
• infect | → infecter | ↔ infecteren — (overgankelijk), (medisch, nld) aansteken, besmetten |
• infect | → infecter | ↔ aansteken — besmetten met een begin van rotting |
• infect | → contaminer | ↔ kontaminieren — Umwelt, transitiv: etwas mit |
Computer vertaling door derden: