Bleu: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

bleu:
- blue
- overalls; dungarees; contusion; bruise; coward; rookie; chicken; freshman; greenhorn; poltroon; novice; dogs and cats; hare's foot; newcomer; beginner; fresh man
Wiktionary:
- bleu → blue, very rare, underdone, green
- bleu → blue, blue cheese, bluecoat, green, rookie, bruise, blueprint, frosh, freshman, fledgling
- bleu → cop, copper, blue, rare

Engels naar Frans: Meer gegevens...

bleu:
Het woord bleu is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van engels naar frans.
- Synoniemen voor "bleu":
  blue cheese; cheese

Frans

Uitgebreide vertaling voor bleu (Frans) in het Engels

bleu:

bleu bijvoeglijk naamwoord

bleu
blue
– of the color intermediate between green and violet; having a color similar to that of a clear unclouded sky ¹
- blue bijvoeglijk naamwoord
  - October's bright blue weather¹
  - a blue flame¹
  - blue haze of tobacco smoke¹

bleu [le ~] zelfstandig naamwoord

le bleu (bleus de travail; salopette; combinaison)
the overalls; the dungarees
- overalls [the ~] zelfstandig naamwoord
- dungarees [the ~] zelfstandig naamwoord
le bleu (contusion; bosse; lésion; meurtrissure; froissement)
the contusion; the bruise
- contusion [the ~] zelfstandig naamwoord
- bruise [the ~] zelfstandig naamwoord
le bleu (couard; lâche; poltron; pleutre)
the coward; the rookie; the chicken; the freshman; the greenhorn; the poltroon; the novice; the dogs and cats; the hare's foot
- coward [the ~] zelfstandig naamwoord
- rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
- chicken [the ~] zelfstandig naamwoord
- freshman [the ~] zelfstandig naamwoord
- greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
- poltroon [the ~] zelfstandig naamwoord
- novice [the ~] zelfstandig naamwoord
- dogs and cats [the ~] zelfstandig naamwoord
- hare's foot [the ~] zelfstandig naamwoord
le bleu (nouveau; bizuth; débutant; blanc-bec; novice; débutante)
the newcomer; the novice; the freshman; the rookie; the beginner; the greenhorn; the fresh man
- newcomer [the ~] zelfstandig naamwoord
- novice [the ~] zelfstandig naamwoord
- freshman [the ~] zelfstandig naamwoord
- rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
- beginner [the ~] zelfstandig naamwoord
- greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
- fresh man [the ~] zelfstandig naamwoord
le bleu (étudiant de première année; bizuth; nouveau; bizut)
the novice; the rookie; the greenhorn
- novice [the ~] zelfstandig naamwoord
- rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
- greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bleu:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beginner	bizuth; blanc-bec; bleu; débutant; débutante; nouveau; novice	aspirant; commençant; débutant; débutante; démarreur; starter
blue		grande tasse; mer
bruise	bleu; bosse; contusion; froissement; lésion; meurtrissure	blessure; bouffissure; enflure; traumatisme
chicken	bleu; couard; lâche; pleutre; poltron	oiseau; poularde; poule; poulet; volaille
contusion	bleu; bosse; contusion; froissement; lésion; meurtrissure
coward	bleu; couard; lâche; pleutre; poltron
dogs and cats	bleu; couard; lâche; pleutre; poltron
dungarees	bleu; bleus de travail; combinaison; salopette	bleu de travail; combinaison; vêtement de travail
fresh man	bizuth; blanc-bec; bleu; débutant; débutante; nouveau; novice
freshman	bizuth; blanc-bec; bleu; couard; débutant; débutante; lâche; nouveau; novice; pleutre; poltron
greenhorn	bizut; bizuth; blanc-bec; bleu; couard; débutant; débutante; lâche; nouveau; novice; pleutre; poltron; étudiant de première année	bizut; bizuth; nouveau; néophyte
hare's foot	bleu; couard; lâche; pleutre; poltron
newcomer	bizuth; blanc-bec; bleu; débutant; débutante; nouveau; novice
novice	bizut; bizuth; blanc-bec; bleu; couard; débutant; débutante; lâche; nouveau; novice; pleutre; poltron; étudiant de première année	bizut; bizuth; nouveau; néophyte
overalls	bleu; bleus de travail; combinaison; salopette	bleu de travail; combinaison; vêtement de travail
poltroon	bleu; couard; lâche; pleutre; poltron
rookie	bizut; bizuth; blanc-bec; bleu; couard; débutant; débutante; lâche; nouveau; novice; pleutre; poltron; étudiant de première année	conscrit; recrue
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bruise		blesser; contusionner; faire du mal à quelqu'un; faire du tort à; injurier; léser; meurtrir; porter préjudice à
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blue	bleu	bleuâtre

Synoniemen voor "bleu":

apprenti; élève; azur; ciel; firmament; bizut; bizuth; débutant; nouveau; néophyte; lapis-lazuli; ecchymose; conscrit; bleusaille; bleuté; bleui; contusion; coup; meurtrissure; bosse; blessure; lésion; hématome; inexpérimenté; inexpert; novice; ignorant; inhabile; sarrau; blouse; soldat; militaire; recrue; combattant; guerrier; engagé; volontaire; vétéran; troupier

Wiktionary: bleu

bleu

adjective

Couleur.
- bleu → blue
Épanchements de sang.
- bleu → blue
Légèrement cuit.
- bleu → very rare; underdone
Noble (avoir le sang bleu).
- bleu → blue

noun

Couleur
- bleu → blue
Famille de fromages (2)
- bleu → blue cheese
Soldats nordistes pendant la guerre de Sécession américaine (3.2)
- bleu → blue; bluecoat
Soldat sans expérience (4.1)
- bleu → green; rookie
Ecchymose (6)
- bleu → bruise
Plan (7)
- bleu → blueprint

bleu

adjective

inexperienced
- green → bleu; nouveau; peu expérimenté
blue-colored
- blue → bleu

noun

first year student
- frosh → bleu
a person of either sex entering the first year of an institution
- freshman → bleue; bizut; bizuth; bleu
inexperienced person
- fledgling → novice; bleu
medical: mark on the skin
- bruise → meurtrissure; ecchymose; contusion; bleu
kind of cheese with bluish mold
- blue cheese → bleu; fromage bleu
colour
- blue → bleu
an inexperienced recruit
- rookie → bleu
a novice
- rookie → bleu

Cross Translation:

From	To	Via
• bleu	→ cop; copper	↔ Bulle — Deutschland, Schweiz; umgangssprachlich oft abwertend: Beamter der Polizei, insbesondere der Kriminalpolizei
• bleu	→ blue	↔ blau — eine bunte Farbe, im Spektrum eine relativ kurzwellige Farbe zwischen grün und violett; Grundfarbe vieler Farbmodelle, insbesondere eine der drei Grundfarben des digitalen RGB-Farbraums
• bleu	→ rare	↔ englisch — eine Garstufe bei Steak

Verwante vertalingen van bleu

Engels

Uitgebreide vertaling voor bleu (Engels) in het Frans

bleu:

Vertaal Matrix voor bleu:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	blue cheese

Synoniemen voor "bleu":

blue cheese; cheese

Verwante definities voor "bleu":

cheese containing a blue mold¹

Franse en Engelse zoekresultaten voor: bleu

Uitgebreide vertaling voor bleu (Frans) in het Engels

bleu:

bleu bijvoeglijk naamwoord

bleu

bleu [le ~] zelfstandig naamwoord

le bleu (bleus de travail; salopette; combinaison)

le bleu (contusion; bosse; lésion; meurtrissure; froissement)

le bleu (couard; lâche; poltron; pleutre)

le bleu (nouveau; bizuth; débutant; blanc-bec; novice; débutante)

le bleu (étudiant de première année; bizuth; nouveau; bizut)

Vertaal Matrix voor bleu:

Synoniemen voor "bleu":

Wiktionary: bleu

Verwante vertalingen van bleu

Uitgebreide vertaling voor bleu (Engels) in het Frans

bleu:

Vertaal Matrix voor bleu:

Synoniemen voor "bleu":

Verwante definities voor "bleu":