Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: cycle

Franse en Engelse zoekresultaten voor: cycle

Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. cycle:
  2. Cycle:
  3. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. cycle:
  2. Cycle:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor cycle (Frans) in het Engels

cycle:

cycle [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le cycle (vélo; bicyclette; deux roues; bécane)
    the bicycle; the bike
    – a wheeled vehicle that has two wheels and is moved by foot pedals 1
    • bicycle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bike [the ~] zelfstandig naamwoord
    the cycle; the two-wheeler
    the push-bike
    – a bicycle that must be pedaled 1
  2. le cycle (séquence; série)
    the cyclus; the sequence; the chain; the row
    • cyclus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sequence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • row [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. le cycle (ère; période; époque; )
    the era; the period; the epoch; the age
    • era [the ~] zelfstandig naamwoord
    • period [the ~] zelfstandig naamwoord
    • epoch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • age [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. le cycle (enchaînement; chaîne; collier; chaînette; séquence)
    the chain; the chainlet; the circlet; the ring; the row
    • chain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chainlet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • circlet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ring [the ~] zelfstandig naamwoord
    • row [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. le cycle (évolution cyclique; circuit)
    the cycle; the circular course
  6. le cycle (phase de développement; phase; étape; )
    the phase; the development stage; the stage
  7. le cycle (rangée; série; séquence; )
    the series; the sequence; the row
    • series [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sequence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • row [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. le cycle (suite; gamme; séquence; série; rangée)
    the cycle
    • cycle [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. le cycle
    the cycle
    – A user-defined period of time during which you can schedule form data entry, review, or approval, or report review or approval through assignments, or schedule server actions, also known as jobs. Cycle also defines the time period for which data can be submitted. 2
    • cycle [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. le cycle
    the tick
    – A regular, rapidly recurring signal emitted by a clocking circuit. 2
    • tick [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cycle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
age an; cycle; période; saison; temps; ère; époque ancienneté; grand âge; siècle; temps; vieillesse; âge; âge avancé; ère; époque
bicycle bicyclette; bécane; cycle; deux roues; vélo bicyclette; deux-roues; vélo
bike bicyclette; bécane; cycle; deux roues; vélo bicyclette; cyclomoteur; deux-roues; vélo; vélomoteur
chain chaîne; chaînette; collier; cycle; enchaînement; séquence; série addition; chaîne; chaîne commerciale; chaîne de magasins; collier; corde; câble; embranchement; enchaînement; entrave; fers; grande surface; magasin à succursales multiples; menotte; succession; série
chainlet chaîne; chaînette; collier; cycle; enchaînement; séquence chaîne; collier
circlet chaîne; chaînette; collier; cycle; enchaînement; séquence cercle; forme circulaire; petit cercle; rond; sphère
circular course circuit; cycle; évolution cyclique
cycle bicyclette; bécane; circuit; cycle; deux roues; gamme; rangée; suite; séquence; série; vélo; évolution cyclique bicyclette; deux-roues; vélo
cyclus cycle; séquence; série
development stage cycle; degré; niveau; phase; phase de développement; période; stade; temps; époque; étape
epoch an; cycle; période; saison; temps; ère; époque temps
era an; cycle; période; saison; temps; ère; époque temps; ère
period an; cycle; période; saison; temps; ère; époque durée de validité; délai; espace de temps; laps de temps; menstruation; période; règles; temps; temps d'écoulement; terme
phase cycle; degré; niveau; phase; phase de développement; période; stade; temps; époque; étape phase; phase d'évolution; phase de développement; stade
push-bike bicyclette; bécane; cycle; deux roues; vélo bicyclette; deux-roues; vélo
ring chaîne; chaînette; collier; cycle; enchaînement; séquence amicale; anneau; association; auréole; bague; cercle; coup de fil; coup de téléphone; espèce de bijou; forme circulaire; halo; message téléphonique; piste; rond; ronde; sonnerie; sphère; tour; vélodrome
row chaîne; chaînette; collection; collier; cycle; enchaînement; gamme; rangée; suite; séquence; série accrochage; altercation; ballade en canot; bande; barre; boucan; cabale; chamaillerie; collision; conflit; corde; câble; différend; discorde; discussion; dispute; divergence d'opinion; divergence de vues; démêlé; désaccord; embouteillage; enregistrement; file; heurt; joute oratoire; ligne; litige; querelle; queue; rang; rangs; rangée; règle
sequence collection; cycle; gamme; rangée; suite; séquence; série addition; embranchement; enchaînement; ordre; succession; suite; séquence; série
series collection; cycle; gamme; rangée; suite; séquence; série addition; chaînes; concaténations; embranchement; enchaînement; enfilades; rangées; succession; successions; suites; série; séries
stage cycle; degré; niveau; phase; phase de développement; période; stade; temps; époque; étape monde du théâtre; phase; phase d'évolution; phase de développement; phase de workflow; podium; scène; stade; théâtre; étape de parcours
tick cycle tic-tac; tic-tac de l'horloge; tique
two-wheeler bicyclette; bécane; cycle; deux roues; vélo bicyclette; deux-roues; vélo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
age date; mûrir; âge; échoir
chain captiver; enchaîner; joindre; lier; ligoter; passer les menottes; prendre; relier; saisir
cycle faire de la bicyclette; faire du vélo
ring appeler; carillonner; donner un coup de fil; faire sonner; former des cercles; heurter; se cogner; sonner; sonner à la porte; sonnerie; téléphoner; téléphoner à quelqu'un
row faire de l'aviron; jauger; ramer; transporter en canot
stage affecter; faire semblant; feindre; mettre en scène; monter; prétendre; prétexter; simuler
tick cocher; effleurer; frôler; marquer; marquer d'un point; marquer d'un trait; marquer d'une croix; mélanger; toquer; toucher; toucher légèrement; toucher un moment; toucher à peine à

Synoniemen voor "cycle":


Wiktionary: cycle

cycle
noun
  1. révolution astronomique.
  2. cyclisme|fr Catégorie des bicyclettes, tricycles, unicycles à propulsion humaine exclusive, ou à propulsion assistée possèdant une assistance électrique définie légalement.
cycle
noun
  1. school contain both primary and secondary students
  2. program on a washing machine
  3. process
  4. length of time during which something repeats
Cross Translation:
FromToVia
• cycle → cycle ↔ periode — cyclus
• cycle → cycle ↔ cyclus — een terugkerende, regelmatige reeks
• cycle → cycle ↔ Zyklus — regelmäßige Wiederkehr

Cycle:

Cycle

  1. Cycle
    the Cycle
    – A SmartArt graphic layout type that includes layouts designed to show a continual process. 2
    • Cycle [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Cycle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Cycle Cycle

Verwante vertalingen van cycle



Engels

Uitgebreide vertaling voor cycle (Engels) in het Frans

cycle:

to cycle werkwoord (cycles, cycled, cycling)

  1. to cycle (ride a bike)
    faire du vélo; faire de la bicyclette

Conjugations for cycle:

present
  1. cycle
  2. cycle
  3. cycles
  4. cycle
  5. cycle
  6. cycle
simple past
  1. cycled
  2. cycled
  3. cycled
  4. cycled
  5. cycled
  6. cycled
present perfect
  1. have cycled
  2. have cycled
  3. has cycled
  4. have cycled
  5. have cycled
  6. have cycled
past continuous
  1. was cycling
  2. were cycling
  3. was cycling
  4. were cycling
  5. were cycling
  6. were cycling
future
  1. shall cycle
  2. will cycle
  3. will cycle
  4. shall cycle
  5. will cycle
  6. will cycle
continuous present
  1. am cycling
  2. are cycling
  3. is cycling
  4. are cycling
  5. are cycling
  6. are cycling
subjunctive
  1. be cycled
  2. be cycled
  3. be cycled
  4. be cycled
  5. be cycled
  6. be cycled
diverse
  1. cycle!
  2. let's cycle!
  5. cycled
  6. cycling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

cycle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cycle (bicycle; bike; push-bike; two-wheeler)
    la bicyclette; le vélo; le cycle; le deux roues; la bécane
    • bicyclette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vélo [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cycle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • deux roues [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bécane [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. the cycle (circular course)
    l'évolution cyclique; le cycle; le circuit
  3. the cycle
    la suite; la gamme; la séquence; la série; le cycle; la rangée
    • suite [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gamme [la ~] zelfstandig naamwoord
    • séquence [la ~] zelfstandig naamwoord
    • série [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cycle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rangée [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. the cycle (bicycle; two-wheeler; bike; push-bike)
    la bicyclette; le vélo; le deux-roues
  5. the cycle
    – A user-defined period of time during which you can schedule form data entry, review, or approval, or report review or approval through assignments, or schedule server actions, also known as jobs. Cycle also defines the time period for which data can be submitted. 2
    le cycle
    • cycle [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cycle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bicyclette bicycle; bike; cycle; push-bike; two-wheeler
bécane bicycle; bike; cycle; push-bike; two-wheeler
circuit circular course; cycle circuit; course; excursion; journey; race-track; racing track; stadium-ring; tour; track; trip
cycle bicycle; bike; circular course; cycle; push-bike; two-wheeler age; chain; chainlet; circlet; cyclus; development stage; epoch; era; period; phase; ring; row; sequence; series; stage; tick
deux roues bicycle; bike; cycle; push-bike; two-wheeler
deux-roues bicycle; bike; cycle; push-bike; two-wheeler
gamme cycle chromatic spectrum; colour scale; gamma; gamut; musical scale; octave; price-range; range of colouring; route; row; scale; sequence; series; spectrum
rangée cycle row; sequence; series
suite cycle accepting; application suite; barge train; carrying out; conclusion; continuation; final result; future; obeying; reception room; result; row; sequel; sequence; series; succession; suite; train; upshot
séquence cycle chain; chainlet; circlet; cyclus; ring; row; sequence; series
série cycle chain; concatenation; cyclus; gamma; gamut; row; scale; sequence; series; spectrum; string; succession
vélo bicycle; bike; cycle; push-bike; two-wheeler
évolution cyclique circular course; cycle
- Hz; bicycle; bike; cps; cycle per second; cycles/second; hertz; oscillation; rhythm; round; wheel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire de la bicyclette cycle; ride a bike
faire du vélo cycle; ride a bike
- bicycle; bike; motorbike; motorcycle; pedal; wheel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rangée clean; neat; tidy

Verwante woorden van "cycle":

  • recycle, cycling, cycles

Synoniemen voor "cycle":


Verwante definities voor "cycle":

  1. a wheeled vehicle that has two wheels and is moved by foot pedals1
  2. a single complete execution of a periodically repeated phenomenon1
    • a year constitutes a cycle of the seasons1
  3. a periodically repeated sequence of events1
    • a cycle of reprisal and retaliation1
  4. a series of poems or songs on the same theme1
    • Schubert's song cycles1
  5. the unit of frequency; one hertz has a periodic interval of one second1
  6. an interval during which a recurring sequence of events occurs1
  7. recur in repeating sequences1
  8. ride a bicycle1
  9. ride a motorcycle1
  10. pass through a cycle1
    • This machine automatically cycles1
  11. cause to go through a recurring sequence1
    • cycle the laundry in this washing program1
  12. A user-defined period of time during which you can schedule form data entry, review, or approval, or report review or approval through assignments, or schedule server actions, also known as jobs. Cycle also defines the time period for which data can be submitted.2

Wiktionary: cycle

cycle
verb
  1. to ride a cycle
noun
  1. program on a washing machine
  2. process
  3. complete rotation
cycle
noun
  1. (familier, fr) bicyclette ; vélo.
  2. Mathématique
  3. révolution astronomique.
  4. cyclisme|fr Catégorie des bicyclettes, tricycles, unicycles à propulsion humaine exclusive, ou à propulsion assistée possèdant une assistance électrique définie légalement.
Cross Translation:
FromToVia
• cycle → cycle ↔ periode — cyclus
• cycle → faire du vélo ↔ fietsen — op een fiets rijden
• cycle → cycle ↔ cyclus — een terugkerende, regelmatige reeks
• cycle → programme ↔ Programm — eine Folge von Anweisungen für eine Maschine (häufig für einen Computer) oder Anlage
• cycle → faire du vélo; aller à bicyclette; aller à vélo ↔ Rad fahren — (intransitiv) mit einem Fahrrad fahren
• cycle → cycle ↔ Zyklus — regelmäßige Wiederkehr

Cycle:

Cycle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Cycle
    – A SmartArt graphic layout type that includes layouts designed to show a continual process. 2
    Cycle

Vertaal Matrix voor Cycle:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Cycle Cycle

Verwante definities voor "Cycle":

  1. A SmartArt graphic layout type that includes layouts designed to show a continual process.2

Verwante vertalingen van cycle







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0864 seconde
Page rendered in 1.0 seconds