Passeport: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

passeport:
- passport; pass-port; permit; pass; mountain pass
Wiktionary:
- passeport → passport
- passeport → passport, pass

Frans

Uitgebreide vertaling voor passeport (Frans) in het Engels

passeport:

passeport [le ~] zelfstandig naamwoord

le passeport (légitimation; carte d'identité; pièce d'identité)
the passport
- passport [the ~] zelfstandig naamwoord
le passeport (permis)
the pass-port; the permit; the pass
- pass-port [the ~] zelfstandig naamwoord
- permit [the ~] zelfstandig naamwoord
- pass [the ~] zelfstandig naamwoord
le passeport (col; titre de démobilisation; carte; certificat de libération; permission)
the pass; the mountain pass
- pass [the ~] zelfstandig naamwoord
- mountain pass [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passeport:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
mountain pass	carte; certificat de libération; col; passeport; permission; titre de démobilisation
pass	carte; certificat de libération; col; passeport; permis; permission; titre de démobilisation	billet; billet d'entrée; carte; carte d'abonnée; carte d'entrée; carte d'identité; carte de membres; laissez-passez; permis; ticket; ticket d'entrée
pass-port	passeport; permis
passport	carte d'identité; légitimation; passeport; pièce d'identité
permit	passeport; permis	autorisation; billet; billet d'entrée; carte; carte blanche; carte d'abonnée; carte d'entrée; carte d'identité; carte de membres; concession de boissons; débit; laisser-passer; laissez-passer; laissez-passez; lettre de voiture; licence; licence d'exploitation d'un débit de boissons; licence de débit de boissons; permis; permission; sauf-conduit; ticket; ticket d'entrée
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pass		aborder; aboutir; aboutir à; advenir; aller; aller voir; arriver; arriver à; atteindre; atterrir; descendre; donner; doubler; déléguer; dépasser; déposer; expirer; faire circuler; finir; fréquenter; livrer; offrir; partir; parvenir; parvenir à; passer; passer devant; passer le temps; passer quelque chose à quelqu'un; passer voir; porter; prendre fin; présenter; rattraper; rejoindre; remettre; remettre aux mains; rendre; rendre visite; réussir; s'achever; s'arrêter; s'écouler; se passer; se présenter; se rendre à; se retrouver; se terminer; se terminer par; stopper; tendre; tendre quelque chose à quelqu'un; terminer; tomber dans; transmettre; étendre; être reçu à
permit		accorder; acquiescer; adjuger; admettre; agréer; approuver; attribuer; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; laisser; octroyer; permettre; reconnaître; tolérer; être d'accord avec

Synoniemen voor "passeport":

laissez-passer; sauf-conduit; permis; visa; passavant; coupe-file; passe-droit; passe; défilé; circule; approbation; attestation; licence; sceau; validation

Wiktionary: passeport

passeport

noun

administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.
- passeport → passport

passeport

noun

official document
- passport → passeport

Cross Translation:

From	To	Via
• passeport	→ passport	↔ paspoort — officieel document dat de houder identificeren als burger van een bepaald land, en vraagt toestemming in de naam van de regering van het uitgevende land om de houder in het land toelaten
• passeport	→ pass	↔ pas — identiteitsbewijs
• passeport	→ passport	↔ Pass — Dokument, das für AuslandsReise erforderlich ist, falls es zwischen dem Heimatland und dem Zielland keine Sondervereinbarungen gibt, Reisepass
• passeport	→ passport	↔ Reisepass — ein Ausweisdokument, das das Ein- und Ausreisen in bestimmte Staaten erlaubt oder erst ermöglicht

Computer vertaling door derden:

Engels

Uitgebreide vertaling voor passeport (Engels) in het Frans

passeport: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

passé: dépassé
port: bâbord; quartier maritime; porter; port

Computer vertaling door derden:

Franse en Engelse zoekresultaten voor: passeport

Uitgebreide vertaling voor passeport (Frans) in het Engels

passeport:

passeport [le ~] zelfstandig naamwoord

le passeport (légitimation; carte d'identité; pièce d'identité)

le passeport (permis)

le passeport (col; titre de démobilisation; carte; certificat de libération; permission)

Vertaal Matrix voor passeport:

Synoniemen voor "passeport":

Wiktionary: passeport

Uitgebreide vertaling voor passeport (Engels) in het Frans

passeport: (*Woord en zin splitter gebruikt)

passeport: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}