Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: investi

Franse en Engelse zoekresultaten voor: investi

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

investi:
- enclosed; closed in; cinctured; bordered; besieged
investir:
- invest
Wiktionary:
- investir → invest, beleaguer
- investir → surround, encircle, invest

Frans

Uitgebreide vertaling voor investi (Frans) in het Engels

investi:

investi bijvoeglijk naamwoord

investi (encerclé; ci-joint; sous ce pli; inclus)
enclosed; closed in; cinctured; bordered; besieged
- enclosed bijvoeglijk naamwoord
- closed in bijvoeglijk naamwoord
- cinctured bijvoeglijk naamwoord
- bordered bijvoeglijk naamwoord
- besieged bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor investi:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besieged		ajouter; envelopper; inclure
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besieged	ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli
bordered	ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli	borné; délimité; limité; restreint; réduit
closed in	ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli
enclosed	ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli	avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; en plus; inclus; par la présente; sous ce pli
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cinctured	ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli

Synoniemen voor "investi":

placé; installé

investir:

investir werkwoord (investis, investit, investissons, investissez, investissent, investissais, investissait, investissions, investissiez, investissaient, investîmes, investîtes, investirent, investirai, investiras, investira, investirons, investirez, investiront)

investir (placer)
to invest
- invest werkwoord (invests, invested, investing)

Conjugations for investir:

Présent

investis
investis
investit
investissons
investissez
investissent

imparfait

investissais
investissais
investissait
investissions
investissiez
investissaient

passé simple

investis
investis
investit
investîmes
investîtes
investirent

futur simple

investirai
investiras
investira
investirons
investirez
investiront

subjonctif présent

que j'investisse
que tu investisses
qu'il investisse
que nous investissions
que vous investissiez
qu'ils investissent

conditionnel présent

investirais
investirais
investirait
investirions
investiriez
investiraient

passé composé

ai investi
as investi
a investi
avons investi
avez investi
ont investi

divers

investis!
investissez!
investissons!
investi
investissant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor investir:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
invest	investir; placer

Synoniemen voor "investir":

encercler; cerner; entourer; envelopper; enserrer; assiéger; contourner; enfermer; engager; hypothéquer; embaucher; commencer; inciter; placer; installer

Wiktionary: investir

investir

verb

mettre en possession d’un titre ou d’une dignité, avec certaines formalités, avec certaines cérémonies.
- investir → invest

investir

verb

to formally give power
- invest → investir
to lay siege to
- invest → investir
to make investments
- invest → investir
to ceremonially install into office
- invest → investir
to spend money, time, effort into sthg
- invest → consacrer; investir
to commit resources in the hope of financial gain
- invest → investir
to besiege; to surround with troops
- beleaguer → investir; assiéger

Cross Translation:

From	To	Via
• investir	→ surround	↔ omsingelen — aan alle kanten omsluiten
• investir	→ encircle; surround	↔ insluiten — iets omgeven
• investir	→ invest	↔ beleggen — geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming
• investir	→ invest	↔ anlegen — (transitiv) investieren
• investir	→ invest	↔ investieren — etwas als Investition anlegen