Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: taché

Franse en Engelse zoekresultaten voor: taché

Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tache:
  2. taché:
  3. tâche:
  4. tacher:
  5. tâcher:
  6. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor taché (Frans) in het Engels

tache:

tache [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tache
    the stains
    • stains [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la tache
    the splash
    • splash [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la tache (souillure; blâme)
    the stain; the spot
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spot [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. la tache (éclaboussure; point; moucheture; )
    the spatter; the spot; the blot; the speck; the stain; the dirt-mark
    • spatter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speck [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dirt-mark [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. la tache (salissure; pâté)
    the dirty spot; the stain
    • dirty spot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. la tache (moucheture; point; petit point)
    the dot; the speckle; the speck
    • dot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speckle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speck [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. la tache (grumeau; pâté; giclure; marron; caillot)
    the blob; the clot; the slush; the dab
    • blob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slush [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dab [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. la tache (brouillon; griffonnage; gribouillage; cahier de brouillon; cahier de brouillons)
    the draft; the rough draft; the rough work

Vertaal Matrix voor tache:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blob caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache BLOB; BLOb; objet blob
blot moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
clot caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache caillot; gros morceau; grumeau; masse; morceau; motte
dab caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache limande commune
dirt-mark moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
dirty spot pâté; salissure; tache
dot moucheture; petit point; point; tache point
draft brouillon; cahier de brouillon; cahier de brouillons; gribouillage; griffonnage; tache année; brouillon; cahier de brouillons; courant d'air; croquis; dessin; dessin préalable; edition; esquisse; gribouillage; griffonnage; levée; mise en page; recrutement; rédaction; vent coulis; ébauche
rough draft brouillon; cahier de brouillon; cahier de brouillons; gribouillage; griffonnage; tache brouillon; cahier de brouillons; gribouillage; griffonnage
rough work brouillon; cahier de brouillon; cahier de brouillons; gribouillage; griffonnage; tache brouillon; cahier de brouillons; gribouillage; griffonnage
slush caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache boue; bourbe; gadoue; limon; neige fondue; vase
spatter moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
speck moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
speckle moucheture; petit point; point; tache
splash tache coup; flac; floc; giclée; paquet d'eau; plouf; pousse; rien; soupçon
spot blâme; moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure bouton; endroit; flash; flash publicitaire; furoncle; spot; spot publicitaire
stain blâme; moucheture; petit point; point; pointe; pâté; salissure; souillure; tache; éclaboussure flétrissure; produit d'imprégnation; stigmate; tare; teinture; vernis transparent teinté
stains tache
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blot barbouiller; beurrer; cochonner; enduire; faire des taches; graisser; gribouiller; salir; souiller; tacher
clot empeser; raffermir; se cailler; se coaguler; se grumeler; se solidifier; épaissir
dab humecter; humidifier; mouiller; tamponner
dot pointiller; tacheter
spatter gicler; jaillir; éclabousser
speckle pointiller; tacheter
splash clapoter; faire un plongeon; gicler; gronder; jaillir; jeter à l'eau; plonger; retentir; tomber en faisant un bruit sourd; éclabousser; éclater
spot discerner; découvrir
stain déteindre; salir; soiller; souiller; tacher; teinter

Synoniemen voor "tache":


Wiktionary: tache

tache
noun
  1. Souillure sur quelque chose
  2. Marque naturelle qui parait sur la peau ou sur certains organes
  3. Marque naturelle sur la robe d’un animal
  4. Marque de couleur différente sur certaines parties d’un végétal
  5. Partie obscure sur le disque d’un objet céleste naturel
  6. Masse de couleur sans harmonie avec le reste d’un tableau de peinture
  7. Ce qui blesse l’honneur, la réputation
tache
noun
  1. small spot
  2. stain or spot (on clothes etc)
  3. A smear, smudge or blot
  4. blemish, spot or stain
  5. a round or irregular patch of a different color
  6. discoloured spot or area
Cross Translation:
FromToVia
• tache → stain; spot ↔ Fleck — Stelle, die verschmutzt (und schlecht[1]) ist

tâché:


Synoniemen voor "tâché":


taché:

taché bijvoeglijk naamwoord

  1. taché (tacheté; moucheté; souillé; tigré)
    speckled
  2. taché (maculé; sale)
    stained
  3. taché (sali; sale; entaché; )
    grubby; soiled; dingy; mucky; stained; dirty; sallow
    • grubby bijvoeglijk naamwoord
    • soiled bijvoeglijk naamwoord
    • dingy bijvoeglijk naamwoord
    • mucky bijvoeglijk naamwoord
    • stained bijvoeglijk naamwoord
    • dirty bijvoeglijk naamwoord
    • sallow bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor taché:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dirty cochonnerie; crasse; malpropreté; négligence; obscénité; ordure; répugnance; saleté; saloperie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dirty maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dingy entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché
dirty entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché cochon; crasseux; douteux; défraîchi; dégoûtant; dégoûté; dégueulasse; mal débarbouillé; malpropre; malproprement; pourri; répugnant; sal; sale; salement; écoeurant
grubby entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché avec négligence; blafard; blême; bourbeuse; bourbeux; cochon; comme une salope; crasseux; douteux; débraillé; décoloré; défraîchi; dégoûtant; dégoûté; déguenillé; dégueulasse; flottant; gris; grisâtre; incolore; livide; mal débarbouillé; malpropre; malproprement; neutre; nonchalant; négligemment; négligent; négligé; peu soigné; pâle; sal; sale; salement; sans couleur; terne; terreux; trop large
mucky entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché
sallow entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché blafard; blémi; blême; décoloré; fané; flétri; livide; pâle; terne; vague; vaguement
soiled entaché; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché maculé; sali; souillé
speckled moucheté; souillé; tacheté; taché; tigré multiplier
stained entaché; maculé; malpropre; sale; sali; souillé; tacheté; taché maculé; sali; souillé

Synoniemen voor "taché":


Wiktionary: taché

Cross Translation:
FromToVia
• taché → mark ↔ zeichnen — (intransitiv); von Tieren, Pflanzen und Stoffen: eine bestimmte natürliche Musterung aufweisen

tâche:

tâche [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tâche (petit travail; boulot; bricole; corvée; job)
    the chore; the task; the job
    • chore [the ~] zelfstandig naamwoord
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
    • job [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la tâche (tâche scolaire; dilemme; problème; question)
    the assignment; the problematical case; the summary; the statement; the question; the task; the problem; the problems
  3. la tâche (travail; boulot; besogne; )
    the labour; the chore; the task; the workpiece; the working; the duties; the work; the labor
    • labour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • chore [the ~] zelfstandig naamwoord
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
    • workpiece [the ~] zelfstandig naamwoord
    • working [the ~] zelfstandig naamwoord
    • duties [the ~] zelfstandig naamwoord
    • work [the ~] zelfstandig naamwoord
    • labor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  4. la tâche (difficulté; problème; devoir; question)
    the difficulty; the problematical case; the task
  5. la tâche (épreuve; essai; dissertation; )
    the project; the lecture; the paper
    • project [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lecture [the ~] zelfstandig naamwoord
    • paper [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. la tâche (travail)
    the job
    – A specified amount of processing performed as a unit by a computer. 1
    • job [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. la tâche
    the task
    – An action that diagnoses or repairs a problem. A task can also automate a management process. 1
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. la tâche
    the job
    – A series of business activities that when completed will fulfill a high-level objective. 1
    • job [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. la tâche
    the task
    – A type of work item that records a development task or test task. 1
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. la tâche
    the task
    – An action that a user accomplishes by using the Actions pane and the context-sensitive menu that affects non-Service Manager objects. 1
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
  11. la tâche (à faire; élément à faire)
    the task; the to-do; the to-do item
    – A personal or work-related project, assignment, or errand to be tracked through to completion. 1
    • task [the ~] zelfstandig naamwoord
    • to-do [the ~] zelfstandig naamwoord
    • to-do item [the ~] zelfstandig naamwoord
  12. la tâche (contrat; incident; demande de devis)
    the case; the contract; the job
    – A customer service issue or problem reported by a customer and the activities that customer service representatives use to resolve it. 1
    • case [the ~] zelfstandig naamwoord
    • contract [the ~] zelfstandig naamwoord
    • job [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tâche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assignment dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire adjudication; affectation; assignation; commandement; concession; consigne; contrainte; devise; impératif; indication; instruction; mission; ordre; sommation
case contrat; demande de devis; incident; tâche affaire; affaire judiciaire; boîte; caisse; caisse à claire-voie; cas; clayette; différend; fait; petit tiroir; point à l'ordre du jour; problème; question; tiroir; trousse à stylos; étui
chore besogne; boulot; bricole; corvée; emploi; job; labeur; mission; petit travail; travail; tâche cahier de vacances
contract contrat; demande de devis; incident; tâche accord; contrat; convention
difficulty devoir; difficulté; problème; question; tâche difficulté; dérangement; désagrément; embarras; ennui; inconfort; inconvénient; peine; pétrin
duties besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche charge; devoirs; fisc; imposition; impôt; impôts; levées; obligations; perceptions; prélèvements; redevances; taxes
job boulot; bricole; contrat; corvée; demande de devis; incident; job; petit travail; travail; tâche activité; boulot; emploi; fonction; job; labeur; lieu de travail; métier; nomination; occupation; office; position; poste; profession; service salarié; situation; travail; voie; élection
labor besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche
labour besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche
lecture article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve article; collège; composition; conférence; conférences; cours; cours magistral; discours; débit; déclamation; déclamations; essai; exposé; mercuriale; philippique; prêche; remontrance; récitation; semonce; sermon; élocution; élocutions
paper article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve article; composition; conférence; dissertation; essai; exposé; journal; mémoire; mémoire de licence; papier; rédaction; épreuve
problem dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire cas; cas problématique; complication; difficulté; instance; interpellation; problème; question; requête
problematical case devoir; difficulté; dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire cas problématique; problème
problems dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire agitation; cas; difficultés; défauts; désagréments; embarras; embêtements; emmerdements; ennuis; malheurs; manques; misère; pannes; problèmes; problématique; question; remous; soucis
project article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve plan; projet
question dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire affaire; cas; différend; instance; interpellation; point à l'ordre du jour; problème; question; requête
statement dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire affirmation; allégation; annonce; annotation; appel; assertion; avis; brouillon; communication; constatation; déclaration; détermination; envoi; expression; faire-part; griffonnage; information; instruction; instruction d'action; liste; locution verbale; mention; message; notation; note; notice; nouvelle; petit mot; position; procès-verbal; publication; registre; relevé; relevé de compte; renvoi; supposition; tableau d'analyse; énumération
summary dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire abrégé; condensé; liste; registre; récapitulation; résumé; énumération
task besogne; boulot; bricole; corvée; devoir; difficulté; dilemme; emploi; job; labeur; mission; petit travail; problème; question; travail; tâche; tâche scolaire; à faire; élément à faire cahier de vacances
to-do tâche; à faire; élément à faire bruit; cas; commotion; tintouin; tracas; éclat
to-do item tâche; à faire; élément à faire
work besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche action; activité; activités; affaire; affaires; boulot; commerce; emploi; fonction; job; labeur; le fait d'agir; métier; occupation; occupations; profession; travail
working besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche chance; conséquence; effet; fonctionnement; impact; implication; prospérité; réussite; succès
workpiece besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche cahier de vacances
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contract attraper; conclure un contrat; contracter; crisper; engager par contrat; froncer; resserrer; se contracter
labor effectuer; exécuter; réaliser; travailler
labour effectuer; exécuter; réaliser; travailler
lecture donner une conférence sur; faire un exposé
project projeter
question attaquer; balancer; contester; disputer; douter; douter de; hésiter; interpeller; interroger; lessiver; passer un interrogatoire; questionner; scier
work agir; avoir du travail; effectuer; exécuter; faire marcher; faire un procès à; manipuler; mettre en marche; opérer; procéder; rancuner; réaliser; s'occuper de; s'y prendre; travailler; élucubrer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
to-do (d')action; (de) tâche
working actif; active; activement; affairé; agissant; animé; diligemment; diligent; labourieusement; occupé; travaillant; travailleur

Synoniemen voor "tâche":


Wiktionary: tâche

tâche
noun
  1. travail donner à accomplir.
tâche
noun
  1. computing: task(s) carried out in batch mode
  2. task
  3. piece of work done as part of one’s duties
Cross Translation:
FromToVia
• tâche → job; task ↔ taak — een te verrichten werk
• tâche → job; task ↔ opdracht — een te verrichten werk
• tâche → task; business ↔ Aufgabe — etwas, das zu erledigen ist; Arbeitsauftrag

taché vorm van tacher:

tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )

  1. tacher (salir; faire des taches)
    to spill; to mess; slop
    • spill werkwoord (spills, spilled, spilling)
    • mess werkwoord (messes, messed, messing)
    • slop werkwoord
  2. tacher (déteindre; salir; soiller)
    to blemish; to stain
    • blemish werkwoord (blemishes, blemished, blemishing)
    • stain werkwoord (stains, stained, staining)
  3. tacher (barbouiller; beurrer; faire des taches; )
    to smear; to plaster; to daub; to blot
    • smear werkwoord (smears, smeared, smearing)
    • plaster werkwoord (plasters, plastered, plastering)
    • daub werkwoord (daubs, daubed, daubing)
    • blot werkwoord (blots, blotted, blotting)
  4. tacher (salir; souiller; polluer; maculer; rendre sale)
    to soil; foul; to dirty; to make dirty
    • soil werkwoord (soils, soiled, soiling)
    • foul werkwoord
    • dirty werkwoord (dirties, dirtied, dirtying)
    • make dirty werkwoord (makes dirty, made dirty, making dirty)
  5. tacher (salir; souiller; polluer; maculer; rendre sale)
    to soil; to pollute; to dirty; to blemish; to make dirty
    • soil werkwoord (soils, soiled, soiling)
    • pollute werkwoord (pollutes, polluted, polluting)
    • dirty werkwoord (dirties, dirtied, dirtying)
    • blemish werkwoord (blemishes, blemished, blemishing)
    • make dirty werkwoord (makes dirty, made dirty, making dirty)

Conjugations for tacher:

Présent
  1. tache
  2. taches
  3. tache
  4. tachons
  5. tachez
  6. tachent
imparfait
  1. tachais
  2. tachais
  3. tachait
  4. tachions
  5. tachiez
  6. tachaient
passé simple
  1. tachai
  2. tachas
  3. tacha
  4. tachâmes
  5. tachâtes
  6. tachèrent
futur simple
  1. tacherai
  2. tacheras
  3. tachera
  4. tacherons
  5. tacherez
  6. tacheront
subjonctif présent
  1. que je tache
  2. que tu taches
  3. qu'il tache
  4. que nous tachions
  5. que vous tachiez
  6. qu'ils tachent
conditionnel présent
  1. tacherais
  2. tacherais
  3. tacherait
  4. tacherions
  5. tacheriez
  6. tacheraient
passé composé
  1. ai taché
  2. as taché
  3. a taché
  4. avons taché
  5. avez taché
  6. ont taché
divers
  1. tache!
  2. tachez!
  3. tachons!
  5. taché
  6. tachant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tacher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blot moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
daub chiffe; chiffon; gnognotte; guenille; haillon; loque; papier; petit coupon; torchon
dirty cochonnerie; crasse; malpropreté; négligence; obscénité; ordure; répugnance; saleté; saloperie
mess barbouillage; bazar; bibine; bordel; bousillage; chahut; chaos; charogne; chienlit; chinoiseries; cochonnerie; confusion; crasse; cumul; duperie; désordre; embarras; embrouillage; encombrement; ennuis; entassement; escroquerie; fatras; fouillis; foutoir; fraude; gribouillage; gâchis; histoires; méli-mélo; pagaille; pagaïe; pagaïlle; piquette; piège grossier; pourriture; ramassis; remue-ménage; rinçure; saleté; tas de décombres; tintouin; tricherie
plaster adhésif; cailloutis; gravier; gâchis; mortier; pansement adhésif; pierraille; plâtre
smear frottis
soil compost; couche de terreau; domaine; fond; humus; parterre; sol; terrain; terre; terre végétale; terreau; territoire; territoire d'un pays
spill fuite
stain blâme; flétrissure; moucheture; petit point; point; pointe; produit d'imprégnation; pâté; salissure; souillure; stigmate; tache; tare; teinture; vernis transparent teinté; éclaboussure
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blemish déteindre; maculer; polluer; rendre sale; salir; soiller; souiller; tacher faire tort à; nuire; polluer; rendre sale; salir; souiller; traîner l'honneur dans la boue
blot barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher barbouiller; cochonner; gribouiller
daub barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher barbouiller; cochonner; gribouiller
dirty maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher
foul maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher
make dirty maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher
mess faire des taches; salir; tacher dissiper; déconner; dégouliner; dégoutter; dépenser follement; gaspiller; goutter; gâcher; ruisseler; s'égoutter; suinter; transpirer
plaster barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher crépir; plâtrer; stuquer
pollute maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher polluer; rendre sale; salir; souiller
slop faire des taches; salir; tacher dissiper; dépenser follement; gaspiller; gâcher
smear barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher embarquer; faire bagage; graisser; huiler; lubrifier; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner
soil maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher polluer; rendre sale; salir; souiller
spill faire des taches; salir; tacher dissiper; dépenser follement; gaspiller; gâcher
stain déteindre; salir; soiller; tacher souiller; teinter
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dirty cochon; crasseux; douteux; défraîchi; dégoûtant; dégoûté; dégueulasse; entaché; mal débarbouillé; malpropre; malproprement; pourri; répugnant; sal; sale; salement; sali; souillé; tacheté; taché; écoeurant
foul clandestin; clandestinement; diabolique; diaboliquement; diantre; dissimulé; du diable; démoniaque; en cachette; en secret; en traître; faux; fourbe; félon; hypocrite; infernal; louche; malicieusement; malicieux; maligne; malin; minable; méchant; perfide; perfidement; roué; rusé; satanique; sournois; sournoisement; traître; traîtreusement; vilain; vilainement; à l'insu des autres; à la dérobée
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
foul tricher

Synoniemen voor "tacher":


Wiktionary: tacher

tacher
verb
  1. blemish
  2. to cause a blot
  3. stain; leave a spot

tâcher:

tâcher werkwoord (tâche, tâches, tâchons, tâchez, )

  1. tâcher (essayer; tenter; essayer de; chercher à; s'efforcer)
    to try; to attempt; to endeavour; to strive
    • try werkwoord (tries, tried, trying)
    • attempt werkwoord (attempts, attempted, attempting)
    • endeavour werkwoord, Brits (endeavours, endeavoured, endeavouring)
    • strive werkwoord (strives, strived, striving)
    endeavor
    – attempt by employing effort 2
    • endeavor werkwoord, Amerikaans
      • we endeavor to make our customers happy2

Conjugations for tâcher:

Présent
  1. tâche
  2. tâches
  3. tâche
  4. tâchons
  5. tâchez
  6. tâchent
imparfait
  1. tâchais
  2. tâchais
  3. tâchait
  4. tâchions
  5. tâchiez
  6. tâchaient
passé simple
  1. tâchai
  2. tâchas
  3. tâcha
  4. tâchâmes
  5. tâchâtes
  6. tâchèrent
futur simple
  1. tâcherai
  2. tâcheras
  3. tâchera
  4. tâcherons
  5. tâcherez
  6. tâcheront
subjonctif présent
  1. que je tâche
  2. que tu tâches
  3. qu'il tâche
  4. que nous tâchions
  5. que vous tâchiez
  6. qu'ils tâchent
conditionnel présent
  1. tâcherais
  2. tâcherais
  3. tâcherait
  4. tâcherions
  5. tâcheriez
  6. tâcheraient
passé composé
  1. ai tâché
  2. as tâché
  3. a tâché
  4. avons tâché
  5. avez tâché
  6. ont tâché
divers
  1. tâche!
  2. tâchez!
  3. tâchons!
  5. tâché
  6. tâchant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tâcher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attempt effort; essai; expérience; tentative; test
try effort; essai; expérience; expériment; tentative; test
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attempt chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher essayer; soumettre à un test; tester; éprouver
endeavor chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher essayer; soumettre à un test; tester; éprouver
endeavour chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher essayer; soumettre à un test; tester; éprouver
strive chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher ambitionner; aspirer; avoir en vue; essayer; poursuivre; se proposer; soumettre à un test; tester; viser; éprouver
try chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher condamner; demander; déguster; essayer; essayer la taille; examiner; exiger; expérimenter; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; goûter; inspecter; juger; mettre à l'essai; mettre à l'épreuve; passer en revue; poursuivre; prier; requérir; savourer; solliciter; soumettre à un test; soumettre à une inspection; supplier; tenter; tester; vérifier; éprouver

Synoniemen voor "tâcher":


Wiktionary: tâcher

tâcher
verb
  1. Faire des efforts pour venir à bout de quelque chose.
    • tâcher → try
tâcher
verb
  1. to attempt
  2. to make an experiment

Verwante vertalingen van taché







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1768 seconde
Page rendered in 1.0 seconds