Niaiserie: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Engels: Meer gegevens...

niaiserie:
- unfunny joke; unfunny prank; fiddling; bungling; tinkering; naïvete; foolishness; inanity; silliness; sheepishness
Wiktionary:
- niaiserie → tomfoolery
- niaiserie → balderdash, nonsense, rubbish, hooey, fluff, tosh, tommyrot, trash, twaddle

Frans

Uitgebreide vertaling voor niaiserie (Frans) in het Engels

niaiserie:

niaiserie [la ~] zelfstandig naamwoord

la niaiserie (mauvaise blague; insipidité)
the unfunny joke; the unfunny prank
- unfunny joke [the ~] zelfstandig naamwoord
- unfunny prank [the ~] zelfstandig naamwoord
la niaiserie (bousillage; bricolage; maladresse; tripotage; inhabilité; musardise; musarderie; pataugeage)
the fiddling; the bungling; the tinkering
- fiddling [the ~] zelfstandig naamwoord
- bungling [the ~] zelfstandig naamwoord
- tinkering [the ~] zelfstandig naamwoord
la niaiserie (simplicité; ignorance; innocence; candeur; naïveté; ingénuité; fait d'être bonasse)
the naïvete; the foolishness; the inanity; the silliness
- naïvete [the ~] zelfstandig naamwoord
- foolishness [the ~] zelfstandig naamwoord
- inanity [the ~] zelfstandig naamwoord
- silliness [the ~] zelfstandig naamwoord
la niaiserie (moutonnerie; sottise)
the sheepishness
- sheepishness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor niaiserie:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bungling	bousillage; bricolage; inhabilité; maladresse; musarderie; musardise; niaiserie; pataugeage; tripotage	barbotage; barbouillage; bazar; bordel; bousillage; bricolage; brouillon; bâclage; chaos; désordre; fatras; fouillis; gaucherie; gribouillage; gâchage; maladresse; pagaille; pataugeage; rabâchage; ramassis; saletés; travail d'amateur; tripotage; éclaboussure
fiddling	bousillage; bricolage; inhabilité; maladresse; musarderie; musardise; niaiserie; pataugeage; tripotage	bricolage; travail d'amateur; tricherie
foolishness	candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité	blague; bouffonnerie; bêtise; bêtises; déraison; espièglerie; folie; idiotie; non-sens; plaisanterie; sottise; stupidité
inanity	candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité	aliénation; folie; idiotisme
naïvete	candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité
sheepishness	moutonnerie; niaiserie; sottise
silliness	candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité	allégresse; badinage; belle humeur; blague; bordel; bouffonnerie; bêtise; cocasserie; cris d'allégresse; farce; folie; gaieté; joie; plaisanterie; plaisir; raillerie; rigolade; réjouissance; satisfaction; sottise; stupidité
tinkering	bousillage; bricolage; inhabilité; maladresse; musarderie; musardise; niaiserie; pataugeage; tripotage	bricolage; travail d'amateur
unfunny joke	insipidité; mauvaise blague; niaiserie
unfunny prank	insipidité; mauvaise blague; niaiserie
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bungling		godiche; pataud

Synoniemen voor "niaiserie":

baliverne; sornette; sottise; faribole; billevesée; futilité; bourde; calembredaine; fadaise; puérilité; bagatelle; bêtise; ânerie; stupidité; balourdise; bévue; imbécillité; idiotie; inanité; absurdité; ineptie; gaffe; enfantillage; légèreté; frivolité; naïveté; platitude; vanité; vide; insignifiance; nullité; inutilité; broutille; ingénuité; candeur; franchise; crédulité; ignorance; pretintaille; babiole; simplicité; naturel; aisance; modestie; cordialité

Wiktionary: niaiserie

niaiserie

noun

foolish behaviour
- tomfoolery → pitrerie; bouffonnerie; niaiserie

Cross Translation:

From	To	Via
• niaiserie	→ balderdash; nonsense; rubbish	↔ Fez — abwertend: Quatsch; Unsinn
• niaiserie	→ balderdash; nonsense; rubbish	↔ Kohl — umgangssprachlich abwertend: verworrenes Zeug; etwas unsinnig, sinnlos, töricht
• niaiserie	→ balderdash; rubbish; nonsense	↔ Koks — ohne Plural; umgangssprachlich: etwas unsinnig
• niaiserie	→ hooey; fluff; tosh; rubbish; tommyrot; trash; twaddle	↔ Nebbich — salopp abwertend: dummes Zeug
• niaiserie	→ balderdash; nonsense; rubbish	↔ Stuss — umgangssprachlich, abwertend: etwas, das (ärgerlicherweise) unsinnig geäußert oder getan wurde; etwas unsinnig, sinnlos, töricht
• niaiserie	→ balderdash; rubbish; nonsense	↔ Topfen — Österreich; umgangssprachlich abwertend: Quatsch; Unsinn

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Franse en Engelse zoekresultaten voor: niaiserie

Uitgebreide vertaling voor niaiserie (Frans) in het Engels

niaiserie:

niaiserie [la ~] zelfstandig naamwoord

la niaiserie (mauvaise blague; insipidité)

la niaiserie (bousillage; bricolage; maladresse; tripotage; inhabilité; musardise; musarderie; pataugeage)

la niaiserie (simplicité; ignorance; innocence; candeur; naïveté; ingénuité; fait d'être bonasse)

la niaiserie (moutonnerie; sottise)

Vertaal Matrix voor niaiserie:

Synoniemen voor "niaiserie":

Wiktionary: niaiserie