Frans

Uitgebreide vertaling voor passager (Frans) in het Engels

passager:

passager [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le passager (voyageur; occupant)
    the traveller; the traveler
    – a person who changes location 1
    • traveller [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • traveler [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    the passenger
    – a traveler riding in a vehicle (a boat or bus or car or plane or train etc) who is not operating it 1
    the occupant
    • occupant [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. le passager (passagère; petit fardeau)
    the passenger; the person on board

passager bijvoeglijk naamwoord

  1. passager (le temps qui vient; temporel; temporairement; )
    for now; in the near future; in the time coming
  2. passager (temporairement; éphémère; momentané; )
    temporal

Vertaal Matrix voor passager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
occupant occupant; passager; voyageur
passenger occupant; passager; passagère; petit fardeau; voyageur
person on board passager; passagère; petit fardeau
traveler occupant; passager; voyageur
traveller occupant; passager; voyageur voyageur
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
temporal fugace; momentané; passager; passagère; temporaire; temporairement; éphémère temporaire
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
for now intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire
in the near future intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire dans un futur proche
in the time coming intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire

Synoniemen voor "passager":


Wiktionary: passager

passager
adjective
  1. Qui ne s’arrête pas
  2. Qui dure peu
noun
  1. Celui, celle qui prend passage à bord d’un navire ou d'un aéronef.
passager
noun
  1. paying passenger
  2. one who rides or travels in a train, motor vehicle, boat, ship, ferry, hovercraft, aircraft, etc.
adjective
  1. passing or disappearing with time; transitory
  2. lasting only a short time

Cross Translation:
FromToVia
passager passenger Fahrgast — Person, die ein öffentliches Verkehrsmittel benutzt
passager patient; passenger; resident; inmate Insasse — Passagier in einem Fahrzeug
passager passenger Passagier — jemand, der ein Verkehrsmittel benutzt, ohne es selbst zu steuern
passager temporary; passing passagerMedizin, auf Krankheiten oder Krankheitszustände bezogen: vorübergehend, vorübergehend auftretend
passager temporary; passing vorübergehend — nur für kurze Zeit

Verwante vertalingen van passager