Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: rang

Franse en Engelse zoekresultaten voor: rang

Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. rang:
  2. rangé:
  3. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ring:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor rang (Frans) in het Engels

rang:

rang [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rang (bande; ligne; file; )
    the row; the line; the rank; the file
    • row [the ~] zelfstandig naamwoord
    • line [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rank [the ~] zelfstandig naamwoord
    • file [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. le rang (classe sociale; ordre; classe; sorte; groupe social)
    the position; the social class; the class; the social position; the social group
  3. le rang (grade; échelon; ordre; position)
    the rank; the order of rank
  4. le rang (gradation; degré; mesure; niveau)
    the degree; the level
    • degree [the ~] zelfstandig naamwoord
    • level [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. le rang (niveau; degré; échelon; )
    the level
    • level [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. le rang (rangée)
    the row
    • row [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. le rang (grade; grade scientifique; titre)
    the grade; the degree in science; the title
  8. le rang (ordre de préséance; hiérarchie; ordre; )
    the hierarchy; the order of rank; the rank
  9. le rang (rangs)
    the joint; the rank; the file
    • joint [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rank [the ~] zelfstandig naamwoord
    • file [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte année scolaire; catégorie; classe; classe d'objets; collège; cours; espèce; genre; groupe social; leçon; sorte; subdivision; séance; type
degree degré; gradation; mesure; niveau; rang degré; degré de thermomètre; degrée; grade; grade militaire; quantité
degree in science grade; grade scientifique; rang; titre
file bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; règle cadastre; classeur; dossier; embouteillage; fichier; index; lime; portefeuille; queue; registre; râpe; table des matières
grade grade; grade scientifique; rang; titre année scolaire; classe; niveau; note; note du bulletin
hierarchy arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon hiérarchie
joint rang; rangs articulation; articulation des os; boucle; condyle; joint; jointure; pétard; soudure
level degré; gradation; grade; mesure; niveau; ordre; rang; titre; échelon aloi; couche; degré; déblai; déblaiement; gradation; mesure; niveau; niveau de dimension; norme; plan; qualité; section; terrain déblayé; échelon; égaliser; étage
line bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; règle bande; barre; communication; connexion; contact; corde; cordon; cordon de police; câble; embouteillage; fil; file; interface; jonction; le rapport; liaison; ligne; ligne téléphonique; queue; relation; règle; sillon; tiret; trait; tresse
order of rank arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon
position classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte angle; arrangement; attitude; attitude physique; avis; cas; classement; condition; différend; emplacement; emploi; fonction; hiérarchie; instant; mise en ordre; moment; office; opinion; opinions; optique; ordre; perspective; point de vue; position; poste; prise de position; problème; question; rangement; service salarié; situation; tenue physique; voie; état
rank arrangement; bande; barre; classement; corde; câble; degré; file; gradation; grade; hiérarchie; ligne; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; rangs; règle; titre; échelle; échelon considération; notoriété; prestige; renommée; réputation
row bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; rangée; règle accrochage; altercation; ballade en canot; boucan; cabale; chamaillerie; chaîne; chaînette; collection; collier; collision; conflit; cycle; différend; discorde; discussion; dispute; divergence d'opinion; divergence de vues; démêlé; désaccord; embouteillage; enchaînement; enregistrement; gamme; heurt; joute oratoire; ligne; litige; querelle; queue; rangée; suite; séquence; série
social class classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte classe sociale
social group classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte groupe social
social position classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte
title grade; grade scientifique; rang; titre appellation; attribut; dignité; droit; dénomination; désignation; en-tête; fondement juridique; nom; prédicat; terme; titre; titre de dignité; titre de livre; titre de mérite
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class catégoriser; classer; classifier
file archiver; limer; ranger
level aplanir; aplatir; lisser; niveler; porter en compte; régler; régulariser; solder; standardiser; égaliser
line rayer; suivre un régime; tracer des lignes
position déposer; installer; mettre; placer; poser; ranger
rank catégoriser; classer; classer par ordre de priorité; classifier; se mettre en rangs
row faire de l'aviron; jauger; ramer; transporter en canot
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joint allié; collectif; commun; lié; noué; réuni; unanime; unanimement; uni
level de niveau; lisse; plat; sans cérémonies; sans détours; sans égards; tout net; uniforme; uniformément; égal
rank affligeant; criant; effrayant; effroyablement; honteusement; honteux; infâme; inouï; rance; scandaleusement; scandaleux
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
class collectif; collectivement; de manière collective; de manière frontale; frontal

Synoniemen voor "rang":


Wiktionary: rang

rang
noun
  1. Ordre, disposition de plusieurs personnes ou de plusieurs choses sur une même ligne
  2. Ensemble de soldats alignés les uns à côté des autres
  3. Troupe des soldats, à l'exclusion des officiers
  4. Compagnie, groupe, société
  5. Place qui appartient, qui convient à chacun ou à chaque chose parmi plusieurs autres
  6. Toutes les classes de la société
  7. Place qu’une personne, qu’une chose tient dans l’estime, dans l’opinion des hommes
  8. Traductions à trier suivant le sens
rang
noun
  1. line of objects
  2. layer or rank
Cross Translation:
FromToVia
• rang → rank; tier; degree; grade ↔ Rang — Stufe in einer Hierarchie

rangé:

rangé bijvoeglijk naamwoord

  1. rangé (en ordre; ordonné; classé)
    orderly; arranged
  2. rangé (bien rangé; soigné; propre; )
    neatly; tidy; cleanly
  3. rangé (ordonné)
    neat; tidy; orderly
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • orderly bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor rangé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
orderly garde-malade; gardien; gardien d'animaux; infirmier; planton; soigneur
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arranged classé; en ordre; ordonné; rangé organisé
neat ordonné; rangé adroit; adroitement; agile; agilement; animé; avec raison; avec équité; bienséance; convenable; convenablement; correct; de bonne foi; décemment; décent; estimable; facile à manier; facilement; franc; franchement; gai; gaie; gaiement; habile; habilement; honnête; honnêtement; honorable; joyeuse; joyeusement; joyeux; leste; lestement; net; ordonné; preste; prestement; prompt; prompte; promptement; propre; précipitamment; prêt; qui est à flot; rangée; rapide; rapidement; respectable; sec; sincère; sèchement; séant; vertueusement; vertueux; vif; vite; à toute vitesse; équitable; éveillé
orderly classé; en ordre; ordonné; rangé classé; en ordre
tidy avec soin; bien rangé; net; nettoyé; ordonné; propre; rangé; soigné animé; décent; gai; gaie; gaiement; joyeuse; joyeusement; joyeux; net; ordonné; propre; rangée; sec; sèchement
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neatly avec soin; bien rangé; net; nettoyé; ordonné; propre; rangé; soigné
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cleanly avec soin; bien rangé; net; nettoyé; ordonné; propre; rangé; soigné

Synoniemen voor "rangé":


Verwante vertalingen van rang



Engels

Uitgebreide vertaling voor rang (Engels) in het Frans

ring:

ring [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the ring (sort of jewellery)
    – jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger 1
    la bague; l'anneau; l'espèce de bijou
  2. the ring (cycling track; velodrome; circus; bicycle track)
    la piste; le vélodrome
    • piste [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vélodrome [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    le cercle; le tour; la ronde
    • cercle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tour [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ronde [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    le cercle; la sphère; l'amicale; l'association; le rond
    • cercle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sphère [la ~] zelfstandig naamwoord
    • amicale [la ~] zelfstandig naamwoord
    • association [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rond [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    le cercle; le rond; l'auréole; l'halo
    • cercle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rond [le ~] zelfstandig naamwoord
    • auréole [la ~] zelfstandig naamwoord
    • halo [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. the ring (chain; chainlet; circlet; row)
    la chaîne; le collier; la chaînette; la séquence; le cycle; l'enchaînement
  7. the ring (circlet; circular shape)
    le cercle; la sphère; la forme circulaire; le rond
  8. the ring (telephonic message; phone call; call)
    le coup de téléphone; le coup de fil; la message téléphonique
  9. the ring
    – A sound, vibration, visual clue, or any other indication that a call is coming in. 2
    la sonnerie

to ring werkwoord (rings, rang, ringing)

  1. to ring (ring the doorbell; call)
    – ring or echo with sound 1
    sonner; sonner à la porte
    • sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, )
    • sonner à la porte werkwoord
  2. to ring (telephone; sound; call; )
    – get or try to get into communication (with someone) by telephone 1
    téléphoner; appeler; donner un coup de fil
    • téléphoner werkwoord (téléphone, téléphones, téléphonons, téléphonez, )
    • appeler werkwoord (appelle, appelles, appelons, appelez, )
  3. to ring (phone someone; phone; make a call; )
    – get or try to get into communication (with someone) by telephone 1
    téléphoner; appeler; donner un coup de fil; téléphoner à quelqu'un
    • téléphoner werkwoord (téléphone, téléphones, téléphonons, téléphonez, )
    • appeler werkwoord (appelle, appelles, appelons, appelez, )
  4. to ring (brush against; bump against; call; tinkle)
    téléphoner; heurter; se cogner; carillonner; sonner
    • téléphoner werkwoord (téléphone, téléphones, téléphonons, téléphonez, )
    • heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • se cogner werkwoord
    • carillonner werkwoord (carillonne, carillonnes, carillonnons, carillonnez, )
    • sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, )
  5. to ring (chime; sound)
    sonner; carillonner
    • sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, )
    • carillonner werkwoord (carillonne, carillonnes, carillonnons, carillonnez, )
  6. to ring (make rings)
    former des cercles
  7. to ring
    – To create a sound, vibration, visual cue, or any other indication that the user has an incoming call. 2
    la sonnerie; faire sonner

Conjugations for ring:

present
  1. ring
  2. ring
  3. rings
  4. ring
  5. ring
  6. ring
simple past
  1. rang
  2. rang
  3. rang
  4. rang
  5. rang
  6. rang
present perfect
  1. have rung
  2. have rung
  3. has rung
  4. have rung
  5. have rung
  6. have rung
past continuous
  1. was ringing
  2. were ringing
  3. was ringing
  4. were ringing
  5. were ringing
  6. were ringing
future
  1. shall ring
  2. will ring
  3. will ring
  4. shall ring
  5. will ring
  6. will ring
continuous present
  1. am ringing
  2. are ringing
  3. is ringing
  4. are ringing
  5. are ringing
  6. are ringing
subjunctive
  1. be rung
  2. be rung
  3. be rung
  4. be rung
  5. be rung
  6. be rung
diverse
  1. ring!
  2. let's ring!
  5. rung
  6. ringing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor ring:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amicale circle; ring association; circle; club; guild; society; union
anneau ring; sort of jewellery collar beam; coronet; coronet of beads; purlin; storage place; store; string of beads
association circle; ring alliance; association; business; circle; club; coalition; company; concern; debating society; enterprise; fellowship; firm; fraternity; guild; industry; pact; partnership; shop; society; sorority; treaty; union
auréole circle; ring aura; aureole; halo; nimbus
bague ring; sort of jewellery
cercle circle; circlet; circular shape; ring alliance; association; circle; club; coalition; dealing with; fellowship; fraternity; gang; group; guild; pact; panel; party; round; society; sorority; stadium-ring; team; treaty; union
chaîne chain; chainlet; circlet; ring; row T.V. channel; chain; chainlet; channel; cuff; fetter; necklace; network; shackle; skid chain; snow chain; string; warp; web
chaînette chain; chainlet; circlet; ring; row
collier chain; chainlet; circlet; ring; row bridle; chain; chainlet; collar; gear; harness; leash; necklace; tackling
coup de fil call; phone call; ring; telephonic message call; phone call; telephone conversation
coup de téléphone call; phone call; ring; telephonic message phone call; telephone conversation
cycle chain; chainlet; circlet; ring; row age; bicycle; bike; chain; circular course; cycle; cyclus; development stage; epoch; era; period; phase; push-bike; row; sequence; series; stage; tick; two-wheeler
enchaînement chain; chainlet; circlet; ring; row chain; chaining; circuit; coming together; concentration; connection; gear change; linking; necklace; sequence; series
espèce de bijou ring; sort of jewellery
forme circulaire circlet; circular shape; ring
halo circle; ring aura; aureole; halo; nimbus
message téléphonique call; phone call; ring; telephonic message
piste bicycle track; circus; cycling track; ring; velodrome audio track; avenue; carriageway; circuit; country road; course; lane; path; race-track; racing track; road; stadium-ring; street; track; way
rond circle; circlet; circular shape; ring stadium-ring
ronde circle; ring avenue; crow's nest; distance; journey; making one's round; path; reach; road; round; round dance; small circle; stretch; tour; tour of inspection; track; trail; way
sonner ringing; ringing the bell
sonnerie ring alarmclock; bell; bell-ringing; bell-sounding; bell-tolling; call; carillon; chimes; chiming; chinking; clanging; clink; clock; clockwork; doorbell; horizon; jingling; pocket watch; ring tone; ringer; ringing; ringtone; stroke of the clock; tinkling; tolling; trumpet-call; wristwatch
sphère circle; circlet; circular shape; ring atmosphere; ball; earth; gang; globe; globular form; group; panel; party; pomeroy; sphere; spherical shape; team
séquence chain; chainlet; circlet; ring; row chain; cycle; cyclus; row; sequence; series
tour circle; ring ability; adroitness; agility; art; avenue; castle-tower; dealing with; dexterity; distance; drive; excursion; expedition; feat; game; gimmick; go; hike; hiking tour; inversion; journey; knack; lathe; making one's round; march; orbit; outing; passage; path; prank; promenade; ramble; reach; revolution; road; rotation; round; shenanigan; short walk; silly trick; skill; skyscraper; sleight of hand; small circle; stretch; stroll; tour; tour of inspection; tower; tower block; track; trail; tramp; trick; trip; turn; turret; voyage; walk; way
vélodrome bicycle track; circus; cycling track; ring; velodrome
- anchor ring; annulus; band; closed chain; doughnut; gang; halo; hoop; mob; pack; ringing; tintinnabulation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appeler call; call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; sound; telephone appeal; appeal against; appeal to someone; call; call in; call out to; call over; call up; call upon; cry out to; denominate; hail; lodge an appeal; mention; name; protest; remind; send for; shout; speak; stamp one's foot; subpoena; summon; term
carillonner brush against; bump against; call; chime; ring; sound; tinkle clang; clink; jangle; jingle; rattling; sound; tinkle; tinkle away; toll
donner un coup de fil call; call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; sound; telephone
faire sonner ring
former des cercles make rings; ring
heurter brush against; bump against; call; ring; tinkle annoy; bang; bang into; be annoying; bump into; bump up against; collide; collide with; crash; give offence; glance off; hammer; hit; knock; ricochet off; scandalise; scandalize; shock; slap; smack; tap; tap at; thump
se cogner brush against; bump against; call; ring; tinkle bang into; bump into; bump up against; collide; crash; fight; mat; quarrel; scrap; scuffle
sonner brush against; bump against; call; chime; ring; ring the doorbell; sound; tinkle clang; clink; jangle; jingle; rattling; ring the bell; sound; tinkle; tinkle away; toll
sonner à la porte call; ring; ring the doorbell
téléphoner brush against; bump against; call; call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; sound; telephone; tinkle
téléphoner à quelqu'un call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; telephone
- band; border; call; call up; echo; environ; knell; peal; phone; resound; reverberate; skirt; surround; telephone
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
enchaînement text flow
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- call
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rond bowed; bulge; circular; concave; curved; globular; plump; rotund; round; spherical

Verwante woorden van "ring":


Synoniemen voor "ring":


Antoniemen van "ring":

  • open chain

Verwante definities voor "ring":

  1. a strip of material attached to the leg of a bird to identify it (as in studies of bird migration)1
  2. a rigid circular band of metal or wood or other material used for holding or fastening or hanging or pulling1
  3. jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger1
    • she had rings on every finger1
  4. a platform usually marked off by ropes in which contestants box or wrestle1
  5. a characteristic sound1
    • it has the ring of sincerity1
  6. the sound of a bell ringing1
    • the distinctive ring of the church bell1
  7. an association of criminals1
  8. (chemistry) a chain of atoms in a molecule that forms a closed loop1
  9. a toroidal shape1
    • a ring of ships in the harbor1
  10. get or try to get into communication (with someone) by telephone1
  11. attach a ring to the foot of, in order to identify1
    • ring birds1
  12. extend on all sides of simultaneously; encircle1
  13. sound loudly and sonorously1
    • the bells rang1
  14. make (bells) ring, often for the purposes of musical edification1
    • My uncle rings every Sunday at the local church1
  15. ring or echo with sound1
  16. To create a sound, vibration, visual cue, or any other indication that the user has an incoming call.2
  17. A sound, vibration, visual clue, or any other indication that a call is coming in.2

Wiktionary: ring

ring
noun
  1. circumscribing object
  2. round piece of (precious) metal worn around the finger
  3. place where some sports take place
  4. arena where circus acts take place
  5. group of people
  6. astronomy: a formation of various pieces of material orbiting around a planet
  7. algebra: an algebraic structure
verb
  1. to produce the sound of a bell or a similar sound
  2. to make produce sound
ring
noun
  1. cercle fait d’une matière dure et qui sert à attacher quelque chose.
  2. En chimie, hydrocarbure aromatique
  3. Anneau
  4. géométrie|fr Dans un plan euclidien, lieu de tous les points équidistants d’un point donné appelé le centre du cercle. La distance au centre s’appelle le rayon.
  5. Espace délimité par des cordes
  6. cercle, forme circulaire.
  7. surveillance ; tour de garde.
verb
  1. Ressentir un bruit sans sa tête
  2. Faire résonner une cloche
  3. garnir, entourer de cerceaux, de cercles.
  4. rendre un son.
  5. faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.
  6. Communiquer par téléphone
Cross Translation:
FromToVia
• ring → sonner ↔ luiden — doen klinken, gewoonlijk van een bel
• ring → timbre ↔ Klang — kein Plural: die Art wie etwas klingt
• ring → anneau ↔ Ring — kreisförmiges, meist metallisches Schmuckstück, das normalerweise am Finger oder als Piercing getragen wird
• ring → anneau ↔ Ring — Mathematik: algebraische Struktur mit Addition, Subtraktion und Multiplikation
• ring → sonner ↔ anläuten — (intransitiv) veraltet: an etwas läuten
• ring → sonner ↔ anläuten — (transitiv) Sport: durch Läuten seinen Anfang nehmen/starten lassen
• ring → sonner; tinter ↔ anläuten — (transitiv) veraltet: etwas durch Läuten (einer Glocke) bekannt geben, signalisieren
• ring → sonner ↔ anläuten — (intransitiv) Österreich: eine Türklingel betätigen
• ring → sonner; tinter ↔ anläuten — (transitiv) veraltet: eine Glocke läuten
• ring → appeler; téléphoner ↔ anläuten — (transitiv) (intransitiv) Deutschland landschaftlich (vor allem süddeutsch); Österreich landschaftlich (vor allem westösterreichisch: Vorarlberg), sonst mundartnah oder veraltend; Schweiz; Südtirol mundartnah; Südafrika (KwaZulu-Natal): mit jemandem te
• ring → appeler ↔ anrufen — (transitiv) (intransitiv) mit jemandem telefonisch in Verbindung treten
• ring → sonner ↔ klingeln — etwas schrillen lassen
• ring → sonner ↔ klingen — einen glockenartigen Ton von sich geben







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1266 seconde
Page rendered in 1.0 seconds