Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. minus:
  2. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. minus:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor minus (Frans) in het Engels

minus:

minus [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le minus (manches; pantes; bousilleurs)
    the muff; the bunglers
    • muff [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunglers [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. le minus (nullité; fou; imbécile; )
    the simpleton; the numbskull; the dumbo; the idiot; the rattle-brain; the simple mind; the silly man; the fool

Vertaal Matrix voor minus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bunglers bousilleurs; manches; minus; pantes barbouilleurs; boussilleurs; gacheurs; saboteurs; tricheurs
dumbo fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué
fool fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué abruti; aliéné; bêta; cinglé; clown; crétin; dingo; dingue; fada; fou; gros bêta; gros malin; handicapé mental; idiot; imbécile; niais; nigaud; noix; nouille; pauvre diable; schnock; schnoque; sot; toqué; tête d'oeuf; tête de veau; vieux schnock; âne; écervelé
idiot fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué abruti; aliéné; aliéné mental; ballot; barbare; benêt; bécasse; bêta; chouette; cinglé; clown; crétin; dingo; dingue; dément; déséquilibré; enragé; fada; forcené; fou; gros bêta; gros malin; handicapé mental; hibou; idiot; imbécile; malade mental; mulet; niais; nigaud; noix; nouille; oie blanche; pauvre diable; pitre; schnock; schnoque; sot; toqué; triple buse; tête d'oeuf; tête de veau; zouave; âne; écervelé
muff bousilleurs; manches; minus; pantes
numbskull fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué abruti; benêt; bêta; crétin; gros bêta; gros malin; idiot; imbécile; niais; nigaud; noix; nouille; pauvre diable; sot; tête d'oeuf; tête de veau; âne
rattle-brain fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué abruti; aliéné; bêta; cinglé; clown; crétin; dingo; dingue; fada; fou; gros bêta; gros malin; handicapé mental; idiot; imbécile; niais; nigaud; noix; nouille; pauvre diable; schnock; schnoque; sot; toqué; tête d'oeuf; tête de veau; vieux schnock; âne; écervelé
silly man fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué
simple mind fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué
simpleton fou; idiot; imbécile; minus; niais; nigaud; nullard; nullité; sot; toqué abruti; ballot; benêt; bécasse; bêta; crétin; gros bêta; gros malin; idiot; imbécile; niais; nigaud; noix; nouille; pauvre diable; sot; tête d'oeuf; tête de veau; âne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fool attraper; berner; blaguer; couillonner; duper; en faire accroire; escroquer; faire croire; faire marcher; jouer un tour à; leurrer; mener quelqu'un en bateau; monter un bateau à; plaisanter; rouler; taquiner; tondre; tricher; tromper; turlupiner
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
idiot fou; idiot; idiotement; imbécile; sot
simpleton moutonnier

Wiktionary: minus


Cross Translation:
FromToVia
minus minus Minusohne Plural: Fehlendes bei einer Abrechnung

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor minus (Engels) in het Frans

minus:

minus bijvoeglijk naamwoord

  1. minus
    moins; décompté de

minus [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the minus (minus sign)
    le moins; le signe moins

Vertaal Matrix voor minus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moins minus; minus sign
signe moins minus; minus sign EN DASH; en dash; minus sign
- subtraction
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- negative
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
décompté de minus
moins minus fewer; fewest; least; less; lowest; slightest; smallest

Verwante woorden van "minus":

  • minuses

Synoniemen voor "minus":


Antoniemen van "minus":


Verwante definities voor "minus":

  1. involving disadvantage or harm1
    • minus (or negative) factors1
  2. on the negative side or lower end of a scale1
    • minus 5 degrees1
    • a grade of B minus1
  3. an arithmetic operation in which the difference between two numbers is calculated1
    • four minus three equals one1

Wiktionary: minus

minus
adjective
  1. on the negative part of a scale
  2. ranking just below a designated rating
  3. negative
en-con
  1. mathematics: less
minus
conjunction
  1. Soustraction

Cross Translation:
FromToVia
minus moins min — minus, verminderd met (-)
minus minus Minusohne Plural: Fehlendes bei einer Abrechnung

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van minus