Vif in het Duits vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

vif:
- geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig; heftig; stark; hitzig; feurig; schlimm; kräftig; erregt; gereizt; intensiv; hart; gewaltsam; inbrünstig; bitter; intens; leidenschaftlich; ungestüm; modisch; im Trend; schick; mödisch; fesch; wacker; aufgeweckt; wach; schnell; rasch; geschwind; schleunig; hastig; flink; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; schneidig; scharf; spitzig; bissig; aktiv; beweglich; lebenskräftig; vital; listig; gewaltig; gewitzt; aufgeregt; erhitzt; tüchtig; agitiert; aufgebracht; hell; grell; spitz; schrill; schroff; stürmisch; unbändig; tosend; wild; moralisch; schleimig; ungelöscht
Wiktionary:
- vif → Lebender, Kern
- vif → lebhaft
- vif → vital, lebhaft, scharfsinning, stechend, grell

Frans

Uitgebreide vertaling voor vif (Frans) in het Duits

vif:

vif bijvoeglijk naamwoord

vif (alerte; turbulent; enjoué; vive; remuant; joyeux; animé; gai; gaiement; avec vivacité; avec animation)
geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig
- geschäftig bijvoeglijk naamwoord
- lustig bijvoeglijk naamwoord
- gedrängt bijvoeglijk naamwoord
- heiter bijvoeglijk naamwoord
- geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
- lebendig bijvoeglijk naamwoord
- fleißig bijvoeglijk naamwoord
- gesellig bijvoeglijk naamwoord
- emsig bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
- munter bijvoeglijk naamwoord
- eifrig bijvoeglijk naamwoord
- üppig bijvoeglijk naamwoord
- flott bijvoeglijk naamwoord
- vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
- quick bijvoeglijk naamwoord
- fröhlich bijvoeglijk naamwoord
- existent bijvoeglijk naamwoord
- freudvoll bijvoeglijk naamwoord
- frisch bijvoeglijk naamwoord
- angeheitert bijvoeglijk naamwoord
- freudig bijvoeglijk naamwoord
vif (intense; intensément; fortement; fort; véhément; vivement)
heftig; stark; hitzig; feurig; schlimm; kräftig; erregt; gereizt; intensiv; hart; gewaltsam; inbrünstig
- heftig bijvoeglijk naamwoord
- stark bijvoeglijk naamwoord
- hitzig bijvoeglijk naamwoord
- feurig bijvoeglijk naamwoord
- schlimm bijvoeglijk naamwoord
- kräftig bijvoeglijk naamwoord
- erregt bijvoeglijk naamwoord
- gereizt bijvoeglijk naamwoord
- intensiv bijvoeglijk naamwoord
- hart bijvoeglijk naamwoord
- gewaltsam bijvoeglijk naamwoord
- inbrünstig bijvoeglijk naamwoord
vif (amer; âpre; infernal; endiablé; furieux; acerbe; enragé; fervent; violent)
bitter
- bitter bijvoeglijk naamwoord
vif (violent; vive; véhément; violemment)
heftig; intens; leidenschaftlich; hitzig; ungestüm
- heftig bijvoeglijk naamwoord
- intens bijvoeglijk naamwoord
- leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
- hitzig bijvoeglijk naamwoord
- ungestüm bijvoeglijk naamwoord
vif (à la mode; preste; mondain; prestement; dernier cri; alerte)
modisch; im Trend; schick
- modisch bijvoeglijk naamwoord
- im Trend bijvoeglijk naamwoord
- schick bijvoeglijk naamwoord
vif (super; impeccable; vive; preste; à la mode)
mödisch; flott; schick; fesch
- mödisch bijvoeglijk naamwoord
- flott bijvoeglijk naamwoord
- schick bijvoeglijk naamwoord
- fesch bijvoeglijk naamwoord
vif (alerte)
wacker; aufgeweckt; wach; lebhaft; munter; lebendig; quick
- wacker bijvoeglijk naamwoord
- aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
- wach bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
- munter bijvoeglijk naamwoord
- lebendig bijvoeglijk naamwoord
- quick bijvoeglijk naamwoord
vif (agile; rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; promptement; lestement; habile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste)
schnell; rasch; geschwind; schleunig; hastig; flink
- schnell bijvoeglijk naamwoord
- rasch bijvoeglijk naamwoord
- geschwind bijvoeglijk naamwoord
- schleunig bijvoeglijk naamwoord
- hastig bijvoeglijk naamwoord
- flink bijvoeglijk naamwoord
vif (au fait; prompt à la riposte; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement)
schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; aufgeweckt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig
- schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
- pfiffig bijvoeglijk naamwoord
- spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
- gewichst bijvoeglijk naamwoord
- scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
- schlau bijvoeglijk naamwoord
- geschickt bijvoeglijk naamwoord
- flott bijvoeglijk naamwoord
- aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
- ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
- gescheit bijvoeglijk naamwoord
- gerissen bijvoeglijk naamwoord
- dreist bijvoeglijk naamwoord
- behende bijvoeglijk naamwoord
- klug bijvoeglijk naamwoord
- glatt bijvoeglijk naamwoord
- gewandt bijvoeglijk naamwoord
- clever bijvoeglijk naamwoord
- verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
- durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
- ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
- helle bijvoeglijk naamwoord
- geübt bijvoeglijk naamwoord
- flink bijvoeglijk naamwoord
- schneidig bijvoeglijk naamwoord
vif (coupant; aigu; acerbe; pointu; passionné; tranchant; aigre; avec virulence; fervent; perçant; dur; fin; net; sévère; violent; rigoureux; rigide; rude; intense; perspicace; piquant; sévèrement; rigoureusement; strictement; cuisant; aigrement)
scharf; spitzig; bissig
- scharf bijvoeglijk naamwoord
- spitzig bijvoeglijk naamwoord
- bissig bijvoeglijk naamwoord
vif (de bonne humeur; pétulant; plein de joie; joyeuse; turbulent; enjoué; ravi; joyeux; très gai; vivement; avec vivacité; transporté de joie; vive; gai; gaie; joyeusement; avec joie; heureux; enchanté; remuant; gaiement; jovial; avec enjouement; animé; alerte; réjouissant; avec animation)
munter; heiter; lebhaft
- munter bijvoeglijk naamwoord
- heiter bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
vif (remuant; énergique; vivement; dynamique; vive; animé; actif; avec vivacité; activement; énergiquement; avec beaucoup d'énergie)
aktiv; lebendig; beweglich; lebhaft; munter; quick
- aktiv bijvoeglijk naamwoord
- lebendig bijvoeglijk naamwoord
- beweglich bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
- munter bijvoeglijk naamwoord
- quick bijvoeglijk naamwoord
vif (vital)
lebenskräftig; vital
- lebenskräftig bijvoeglijk naamwoord
- vital bijvoeglijk naamwoord
vif (fort; aigu; fortement; intensément; intense; vive; vivement)
heftig; intensiv
- heftig bijvoeglijk naamwoord
- intensiv bijvoeglijk naamwoord
vif (ingénieux; futé; intelligent; astucieux; malin; éveillé; débrouillard; rusé; subtil; astucieusement; avec ruse)
pfiffig; spitzfindig; clever; gerissen; listig
- pfiffig bijvoeglijk naamwoord
- spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
- clever bijvoeglijk naamwoord
- gerissen bijvoeglijk naamwoord
- listig bijvoeglijk naamwoord
vif (fort; intensif; intensivement; intensément; intense; fortement; vigoureusement; énergiquement; violent; vivement; vigoureux; violemment; énergique)
intensiv; gewaltig; heftig
- intensiv bijvoeglijk naamwoord
- gewaltig bijvoeglijk naamwoord
- heftig bijvoeglijk naamwoord
vif (malin; maligne; perspicace; éveillé)
gescheit; clever; pfiffig; gewitzt; schlau
- gescheit bijvoeglijk naamwoord
- clever bijvoeglijk naamwoord
- pfiffig bijvoeglijk naamwoord
- gewitzt bijvoeglijk naamwoord
- schlau bijvoeglijk naamwoord
vif (agité; excité; échauffé; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée)
aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; agitiert; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick
- aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
- erhitzt bijvoeglijk naamwoord
- aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
- tüchtig bijvoeglijk naamwoord
- erregt bijvoeglijk naamwoord
- hitzig bijvoeglijk naamwoord
- feurig bijvoeglijk naamwoord
- agitiert bijvoeglijk naamwoord
- frisch bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
- munter bijvoeglijk naamwoord
- lebendig bijvoeglijk naamwoord
- aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
- quick bijvoeglijk naamwoord
vif (alerte; énergiquement; vive; vigilant; combatif; vivement; avec vigilance)
schlagfertig; aufgeweckt; flott; lebhaft; quick
- schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
- aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
- flott bijvoeglijk naamwoord
- lebhaft bijvoeglijk naamwoord
- quick bijvoeglijk naamwoord
vif (clair)
hell; scharf; grell; spitz; schrill; schroff
- hell bijvoeglijk naamwoord
- scharf bijvoeglijk naamwoord
- grell bijvoeglijk naamwoord
- spitz bijvoeglijk naamwoord
- schrill bijvoeglijk naamwoord
- schroff bijvoeglijk naamwoord
vif (impétueux; fougueux; brut; fervent; passionné; intense; violemment; incontrôlé; cru; emporté; véhément; débordant de vie)
heftig; stürmisch; unbändig; tosend; ungestüm; wild
- heftig bijvoeglijk naamwoord
- stürmisch bijvoeglijk naamwoord
- unbändig bijvoeglijk naamwoord
- tosend bijvoeglijk naamwoord
- ungestüm bijvoeglijk naamwoord
- wild bijvoeglijk naamwoord
vif (solide; vigoureux; ferme; décidé; résolu; fermement; en termes vifs)
moralisch
- moralisch bijvoeglijk naamwoord
vif (sémillant)
schleimig
- schleimig bijvoeglijk naamwoord
vif (non éteint; inassouvi; qui n'est pas affaibli; qui n'est pas éteint; qui n'a pas diminué)
ungelöscht
- ungelöscht bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor vif:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aktiv	actif; activement; animé; avec beaucoup d'énergie; avec vivacité; dynamique; remuant; vif; vive; vivement; énergique; énergiquement	actif; active; activement; affairé; agissant; animé; diligemment; diligent; occupé; travailleur
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
modisch		à la mode
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
agitiert	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; hardiment; irrité; vexé; vif; échauffé; énergiquement; éveillé	avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; d'une manière agitée; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent; vexé; échauffé; énervé
angeheitert	alerte; animé; avec animation; avec vivacité; enjoué; gai; gaiement; joyeux; remuant; turbulent; vif; vive	enivré; gris; pompette; pris de vin; un peu ivre; éméché
aufgebracht	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; hardiment; irrité; vexé; vif; échauffé; énergiquement; éveillé	acariâtre; acerbe; avec dépit; avec hargne; contrarié; courroucé; d'un air fâché; d'un air mécontent; d'une humeur massacrante; de mauvaise humeur; en colère; enragé; exaspéré; excité; furibond; furieuse; furieusement; furieux; fâcheuse; fâcheux; fâché; grincheuse; grincheusement; grincheux; hargneuse; hargneusement; hargneux; indigné; irritable; irrité; mis en colère; mécontent; outré; passionné; passionnément; vexé
aufgeregt	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; hardiment; irrité; vexé; vif; échauffé; énergiquement; éveillé	acariâtre; ardent; avec dépit; avec hargne; brûlant; chaleureuse; chaleureusement; chaleureux; chaud; chaudement; contrarié; courroucé; d'un air fâché; d'un air mécontent; d'une humeur massacrante; d'une manière agitée; de mauvaise humeur; en colère; enragé; exaspéré; excitant; excité; furibond; furieux; fâcheux; fâché; grincheuse; grincheusement; grincheux; hargneuse; hargneusement; hargneux; indigné; irritable; irrité; lascif; lascive; lascivement; lubrique; mis en colère; mécontent; outré; passionnant; passionné; passionnément; sensuel; vexé; échauffé; énervé
aufgeweckt	adroit; agité; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avec vigilance; avisé; chauffé; combatif; d'une manière agitée; débrouillard; dégourdi; excité; fin; futé; habile; hardiment; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; irrité; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vexé; vif; vigilant; vive; vivement; à propos; échauffé; énergiquement; éveillé	adroit; agile; alerte; animé; astucieusement; astucieux; avec astuce; averti; avisé; brillant; clairvoyant; dynamique; débrouillard; ferme; fin; finement; fort; futé; habile; habilement; ingénieuse; ingénieusement; ingénieux; intelligent; joli; judicieux; malin; perspicace; roublard; rusé; sagace; sagacieux; énergique
ausgekocht	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	adroit; agile; aiguisé; astucieusement; astucieux; avec astuce; avec ruse; bas; bassement; brillant; calculateur; calculé; d'une façon géniale; de génie; débrouillard; fieffé; fin; fourbe; futé; félon; génial; habile; hypocrite; ignoble; ignoblement; infâme; ingénieusement; ingénieux; intelligent; inventif; inventive; judicieux; malicieusement; malicieux; maligne; malin; minable; miteux; méchant; perfide; perfidement; perspicace; raffiné; roublard; roué; rusé; sagacieux; sournois; sournoisement; taillé; traître; traîtreusement; vil; vilain; vilainement; à l'insu des autres; à la dérobée
ausgeschlafen	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	adroit; agile; astucieux; brillant; clairvoyant; débrouillard; fin; finement; futé; habile; ingénieux; intelligent; judicieux; malin; perspicace; roublard; rusé; sagace; sagacieux
behende	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	adroit; agile; astucieusement; astucieux; avec astuce; averti; avisé; brillant; clairvoyant; débrouillard; fin; finement; futé; habile; habilement; ingénieuse; ingénieusement; ingénieux; intelligent; judicieux; malin; perspicace; rapide; roublard; rusé; sagace; sagacieux; vite
beweglich	actif; activement; animé; avec beaucoup d'énergie; avec vivacité; dynamique; remuant; vif; vive; vivement; énergique; énergiquement	mobile; pas fixe; portatif; transportable
bissig	acerbe; aigre; aigrement; aigu; avec virulence; coupant; cuisant; dur; fervent; fin; intense; net; passionné; perspicace; perçant; piquant; pointu; rigide; rigoureusement; rigoureux; rude; strictement; sévère; sévèrement; tranchant; vif; violent	acerbe; agressif; aigre; aigrement; aigri; avec sarcasme; brutalement; cassant; corrosif; cruel; cruellement; d'une façon mordante; en colère; enragé; fou de rage; furieusement; furieux; fâché contre; férocement; hargneuse; hargneux; impitoyable; incisif; inhumain; irrité; irrité contre; mordant; piquant; polisson; sarcastiquement; sec; ulcéré; virulent; âcre; âpre; âprement
bitter	acerbe; amer; endiablé; enragé; fervent; furieux; infernal; vif; violent; âpre	acerbe; acide; acidement; aigre; aigrement; amer; amèrement; insupportable; intenable; intolérable; âpre
clever	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; maligne; malin; perspicace; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; subtil; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	adroit; agile; astucieux; brillant; débrouillard; futé; habile; ingénieux; intelligent; judicieux; malin; perspicace; roublard; rusé; sagacieux; éveillé
dreist	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	aisé; aisément; arrogamment; arrogant; assuré; audacieusement; audacieux; avec aisance; avec arrogance; avec assurance; campagnard; champêtre; de façon rustique; décidé; effronté; effrontément; en rustre; familier; familièrement; franc; franchement; grossier; grossière; grossièrement; hardi; hardiment; impertinemment; impertinent; impoli; impudemment; impudent; inconvenant; indiscret; indécemment; indécent; insolemment; insolent; intrépide; libre; libéral; mal élevé; maladroit; présomptueux; prétentieusement; prétentieux; rural; rustaud; rustique; rustre; sans angoisse; sans crainte; sans façons; sans gêne; sans se gêner; sans vergogne; trop familier; trop familièrement; téméraire; témérairement; villageois; à la paysanne
durchtrieben	adroit; alerte; astucieusement; astucieux; au fait; avec ruse; avisé; débrouillard; dégourdi; fin; futé; habile; ingénieusement; ingénieux; intelligemment; intelligent; judicieux; malin; prompt; prompt à la riposte; promptement; rusé; sagace; tranchant; vif; vive; à propos; éveillé	aiguisé; appartenant au noyau dur; astucieusement; astucieux; avec astuce; avec ruse; bas; bassement; calculateur; calculé; du noyau; du noyau dur; fieffé; fin; fourbe; futé; félon; hypocrite; ignoble; ignoblement; infâme; malicieusement; malicieux; malin; minable; miteux; méchant; perfide; perfidement; raffiné; roublard; roué; rusé; sournois; sournoisement; taillé; traître; traîtreusement; vil; vilain; vilainement; à l'insu des autres; à la dérobée
eifrig	alerte; animé; avec animation; avec vivacité; enjoué; gai; gaiement; joyeux; remuant; turbulent; vif; vive	actif; active; activement; affairé; agissant; ambitieusement; ambitieux; animé; ardemment; ardent; assidu; avec animation; avec application; avec beaucoup d'énergie; avec enjouement; avec ferveur; avec vivacité; avec zèle; avide; avidement; brûlant; bûcheur; chaleureuse; chaleureusement; chaleureux; chaud; chaudement; considérable; de grande envergure; diligemment; diligent; dynamique; désireux; enflammé; excitant; excité; fanatique; fervent; fougueusement; fougueux; grandiloquent; grandiose; infatigable; laborieux; lascif; lascive; lascivement; lubrique; occupé; passionnant; passionné; passionnément; possédé; présomptueux; qui parle en gesticulant; résolument; sensuel; travailleur; zélé; énergique; énergiquement; épris
emsig	alerte; animé; avec animation; avec vivacité; enjoué; gai; gaiement; joyeux; remuant; turbulent; vif; vive	acharné; actif; active; activement; affairé; agissant; animé; appliqué; assidu; avec animation; avec application; avec enjouement; avec vivacité; avec zèle; bûcheur; diligemment; diligent; infatigable; laborieuse; laborieusement; laborieux; occupé; qui parle en gesticulant; travailleur; zélé
erhitzt	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; hardiment; irrité; vexé; vif; échauffé; énergiquement; éveillé	avec hargne; chauffé; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; fiévreuse; fiévreusement; fiévreux; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent; nerveux; échauffé
erregt	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; fort; fortement; hardiment; intense; intensément; irrité; vexé; vif; vivement; véhément; échauffé; énergiquement; éveillé	ardent; avec hargne; brûlant; chaleureuse; chaleureusement; chaleureux; chaud; chaudement; colérique; contrarié; d'un air mécontent; de mauvais poil; de mauvaise humeur; enflammé; enthousiaste; exalté; excitable; excitant; excité; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irascible; irritable; irrité; lascif; lascive; lascivement; lubrique; mécontent; passionnant; passionné; passionnément; sensible; sensuel; soupe au lait; susceptible; vexé; à prendre avec des pincettes; énervé
existent	alerte; animé; avec animation; avec vivacité; enjoué; gai; gaiement; joyeux; remuant; turbulent; vif; vive
fesch	impeccable; preste; super; vif; vive; à la mode	amusant; attractif; chic; chouette; comique; comiquement; de manière amusante; divertissant; drôle; espiègle; gai; joli; marrant; mignon; plaisamment; plaisant; plein d'esprit; prompt; rapide; rapidement; ravissant; rigolo; rigolote; sympa; séduisant
feurig	agité; alerte; chauffé; d'une manière agitée; dégourdi; excité; fort; fortement; hardiment

Synoniemen voor "vif":

acéré; aiguisé; actif; bien; avoir; capital; ressources; affairé; entreprenant; diligent; travailleur; empressé; agile; leste; prompt; rapide; preste; alerte; mobile; souple; délié; adroit; branle-bas; éveil; alarme; fringant; éveillé; animé; vivant; agité; excité; boulevardier; mondain; primesautier; railleur; satirique; chaleureux; amical; enthousiaste; fervent; pressant; véhément; cuisant; pénible; amer; douloureux; éprouvant; affligeant; cruel; déchirant; dur; lancinant; piquant; dispos; allègre; découplé; frais; ingambe; ouvert; émerillonné; endiablé; infernal; enragé; impétueux; fou; fougueux; enlevé; exécuté; espiègle; malicieux; malin; coquin; narquois; astucieux; futé; taquin; roué; explosif; ardent; déchaîné; violent; volcanique; bouillant; détonateur; amorce; expressif; bavard; énergique; démonstratif; coloré; éloquent; vigoureux; manifeste; significatif; parlant; touchant; fleuri; riant; orné; embelli; séduisant; élégant; choisi; gaillard; valide; vert; guilleret; costaud; lascar; compère; drille; dunette; roof; vibord; impatient; pressé; fort; torrentueux; effréné; incisif; acerbe; aigu; mordant; tranchant; concis; léger; intense; intensif; tendu; extrême; grand; continu; soutenu; compact; acharné; juvénile; jeune; gai; pimpant; lutin; esprit; génie; nerveux; pétulant; exubérant; turbulent; remuant; emporté; chahuteur; printanier; neuf; clair; véloce; expéditif; bref; hâtif; sémillant; frétillant; organisé; vivace; respirant

Wiktionary: vif

vif

noun

Vivant.
- vif → Lebender
Point le plus intéressant, le plus important, le plus délicat, celui d’où dépend la solution, l'accord, le compromis.
- vif → Kern

vif

adjective

angeregt, lebendig
- lebhaft → vif; plein(e)

Cross Translation:

From	To	Via
• vif	→ vital; lebhaft	↔ brisk — full of spirit of life
• vif	→ scharfsinning	↔ sharp — intelligent
• vif	→ stechend	↔ sharp — intense and sudden (of pain)
• vif	→ grell	↔ violent — intensely vivid

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van vif

Remove Ads

Vertaal vif van Frans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor vif (Frans) in het Duits

vif:

vif bijvoeglijk naamwoord

vif (alerte; turbulent; enjoué; vive; remuant; joyeux; animé; gai; gaiement; avec vivacité; avec animation)

vif (intense; intensément; fortement; fort; véhément; vivement)

vif (amer; âpre; infernal; endiablé; furieux; acerbe; enragé; fervent; violent)

vif (violent; vive; véhément; violemment)

vif (à la mode; preste; mondain; prestement; dernier cri; alerte)

vif (super; impeccable; vive; preste; à la mode)

vif (alerte)

vif (agile; rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; promptement; lestement; habile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste)

vif (au fait; prompt à la riposte; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement)

vif (coupant; aigu; acerbe; pointu; passionné; tranchant; aigre; avec virulence; fervent; perçant; dur; fin; net; sévère; violent; rigoureux; rigide; rude; intense; perspicace; piquant; sévèrement; rigoureusement; strictement; cuisant; aigrement)

vif (de bonne humeur; pétulant; plein de joie; joyeuse; turbulent; enjoué; ravi; joyeux; très gai; vivement; avec vivacité; transporté de joie; vive; gai; gaie; joyeusement; avec joie; heureux; enchanté; remuant; gaiement; jovial; avec enjouement; animé; alerte; réjouissant; avec animation)

vif (remuant; énergique; vivement; dynamique; vive; animé; actif; avec vivacité; activement; énergiquement; avec beaucoup d'énergie)

vif (vital)

vif (fort; aigu; fortement; intensément; intense; vive; vivement)

vif (ingénieux; futé; intelligent; astucieux; malin; éveillé; débrouillard; rusé; subtil; astucieusement; avec ruse)

vif (fort; intensif; intensivement; intensément; intense; fortement; vigoureusement; énergiquement; violent; vivement; vigoureux; violemment; énergique)

vif (malin; maligne; perspicace; éveillé)

vif (agité; excité; échauffé; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée)

vif (alerte; énergiquement; vive; vigilant; combatif; vivement; avec vigilance)

vif (clair)

vif (impétueux; fougueux; brut; fervent; passionné; intense; violemment; incontrôlé; cru; emporté; véhément; débordant de vie)

vif (solide; vigoureux; ferme; décidé; résolu; fermement; en termes vifs)

vif (sémillant)

vif (non éteint; inassouvi; qui n'est pas affaibli; qui n'est pas éteint; qui n'a pas diminué)

Vertaal Matrix voor vif:

Synoniemen voor "vif":

Wiktionary: vif

Verwante vertalingen van vif