Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
stimuler:
- stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln; antreiben; provuzieren; jemanden zu etwas ermuntern; anblasen; wecken; aktivieren; beleben; hervorrufen; neubeleben; motivieren; anfeuern; anspornen; animieren; jemand motivieren; fördern; inspirieren; begeistern; eingeben; einflüstern; anheizen; erregen; aufwinden; prickeln; anreizen; erhitzen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; knuddeln; kosen; wegtreiben; auftreiben; unterstützen; schüren; anfachen; anschüren; Wach schütteln; komplimentieren; bejauchzen; feiern; jubeln; zujubeln; zujauchzen
- Antreiben; Ermutigen; Anfeuern; Anreizen
-
Wiktionary:
- stimuler → stimulieren, anregen, reizen, anreizen
- stimuler → stimulieren
Frans
Uitgebreide vertaling voor stimuler (Frans) in het Duits
stimuler:
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
stimuler (aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; actionner)
stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
stimuler (encourager à; convier; exciter; presser; inviter; s'empresser)
-
stimuler (inciter à; provoquer; encourager; éperonner; inciter; exciter; aiguiser; animer; activer; attiser; aiguillonner; être l'instigateur de)
provuzieren; jemanden zu etwas ermuntern-
provuzieren werkwoord
-
jemanden zu etwas ermuntern werkwoord
-
-
stimuler (attiser; souffler sur; activer; tisonner; faire monter; ranimer)
-
stimuler (enflammer; vivifier; activer; raviver; animer)
wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben-
hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
neubeleben werkwoord
-
stimuler (motiver; encourager; aggraver; inciter; éperonner; animer; activer; attiser; ranimer)
motivieren; anfeuern; ermutigen; stimulieren; ermuntern; anspornen; animieren; jemand motivieren-
jemand motivieren werkwoord
-
stimuler (animer; encourager; provoquer; activer; inciter; inciter à; exciter; aiguiser; attiser; aiguillonner; éperonner; être l'instigateur de)
-
stimuler (inspirer; vivifier; enthousiasmer; animer; suggérer)
inspirieren; begeistern; eingeben; einflüstern-
einflüstern werkwoord (flüstere ein, flüsterst ein, flüstert ein, flüsterte ein, flüstertet ein, eingeflüstert)
-
stimuler (animer quelqu'un; promouvoir; applaudir; favoriser; exciter; ovationner; acclamer; enthousiasmer; inspirer; ranimer; attiser; vivifier; donner du courage)
-
stimuler (exciter; allumer; aiguiser; inciter; aiguillonner; picoter; ameuter; piquer)
erregen; aufwinden; anregen; prickeln; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; anspornen; knuddeln; kosen-
schmeicheln werkwoord (schmeichele, schmeichelst, schmeichelt, schmeichelte, schmeicheltet, geschmeichet)
-
stimuler (pousser en avant; augmenter; encourager; dépêcher; pousser; inciter; propulser; aiguillonner; faire monter)
-
stimuler (activer; animer)
-
stimuler (inciter; motiver; encourager; inciter à; animer; aviver; exciter; activer; aiguillonner)
motivieren; unterstützen; ermutigen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
stimuler (attiser; ranimer; inciter; exciter; activer; aviver; aiguillonner; tisonner)
-
stimuler (réveiller en secouant; inciter; attiser; animer)
Wach schütteln-
Wach schütteln werkwoord
-
-
stimuler (encourager; inciter; applaudir; animer; exciter; activer; attiser; ranimer; acclamer; aviver; aiguillonner; ovationner; tisonner; exciter à)
ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; ermuntern; zusprechen; anfachen; aufmuntern; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen-
komplimentieren werkwoord (komplimentiere, komplimentierst, komplimentiert, komplimentierte, komplimentiertet, komplimentiert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
zujauchzen werkwoord
-
stimuler (animer; inspirer; vivifier; enthousiasmer)
Conjugations for stimuler:
Présent
- stimule
- stimules
- stimule
- stimulons
- stimulez
- stimulent
imparfait
- stimulais
- stimulais
- stimulait
- stimulions
- stimuliez
- stimulaient
passé simple
- stimulai
- stimulas
- stimula
- stimulâmes
- stimulâtes
- stimulèrent
futur simple
- stimulerai
- stimuleras
- stimulera
- stimulerons
- stimulerez
- stimuleront
subjonctif présent
- que je stimule
- que tu stimules
- qu'il stimule
- que nous stimulions
- que vous stimuliez
- qu'ils stimulent
conditionnel présent
- stimulerais
- stimulerais
- stimulerait
- stimulerions
- stimuleriez
- stimuleraient
passé composé
- ai stimulé
- as stimulé
- a stimulé
- avons stimulé
- avez stimulé
- ont stimulé
divers
- stimule!
- stimulez!
- stimulons!
- stimulé
- stimulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor stimuler:
Synoniemen voor "stimuler":
Wiktionary: stimuler
stimuler
Cross Translation:
verb
-
aiguillonner ; exciter.
- stimuler → stimulieren; anregen; reizen; anreizen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stimuler | → stimulieren | ↔ stimuleren — maatregelen nemen om iets te bevorderen |
• stimuler | → stimulieren | ↔ stimulate — to encourage into action |
• stimuler | → stimulieren | ↔ stimulate — to arouse an organism to functional activity |