Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor rabâcheurs (Frans) in het Duits

rabâcheurs:

rabâcheurs [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rabâcheurs (importuns)
    der Nörgler
    • Nörgler [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. le rabâcheurs (bavardes; bavards; radoteurs)
    der Quassler; der Quatschköpfe; der Quasselfritzen
  3. le rabâcheurs (radoteurs; bavards)
    der Schwätzer; die Schwätzerinnen

Vertaal Matrix voor rabâcheurs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Nörgler importuns; rabâcheurs bougon; casse-cul; casse-pieds; chicaneur; chicaneuse; emmerdeur; grognon; lambin; mécontent; ours; rabâcheur; radoteur; retardataire; revendicateur; ronchon; ronchonneur; rouspéteur; râleur; râleuse; tire-au-flanc; traînard; vétineur; vétineuse
Quasselfritzen bavardes; bavards; rabâcheurs; radoteurs
Quassler bavardes; bavards; rabâcheurs; radoteurs
Quatschköpfe bavardes; bavards; rabâcheurs; radoteurs
Schwätzer bavards; rabâcheurs; radoteurs bavard; bec; bluffeur; bluffeurs; charlatans; chichiteux; clapet; fanfaron; fanfarons; gueule; hâbleur; museau; péroreur; tapageur; vantard; vantards
Schwätzerinnen bavards; rabâcheurs; radoteurs