Rabâcheur in het Duits vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

rabâcheur:
- Meckerer; Ekel; Griesgram; Nölpeter; Nörgler; Quengler; Meckerfritze; Nölsuse; Klatschbase; jemand der sehr viel Unsinn redet

Frans

Uitgebreide vertaling voor rabâcheur (Frans) in het Duits

rabâcheur:

rabâcheur [le ~] zelfstandig naamwoord

le rabâcheur (casse-pieds; emmerdeur; casse-cul; radoteur)
der Meckerer; der Ekel; der Griesgram; der Nölpeter; der Nörgler; der Quengler; der Meckerfritze; die Nölsuse
- Meckerer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ekel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Griesgram [der ~] zelfstandig naamwoord
- Nölpeter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Nörgler [der ~] zelfstandig naamwoord
- Quengler [der ~] zelfstandig naamwoord
- Meckerfritze [der ~] zelfstandig naamwoord
- Nölsuse [die ~] zelfstandig naamwoord
le rabâcheur (bavardeur; pipelette; radoteur; jacasseur; commère; bavard; causeur; concierge; personne qui parle dans le vide)
der Klatschbase; der jemand der sehr viel Unsinn redet
- Klatschbase [der ~] zelfstandig naamwoord
- jemand der sehr viel Unsinn redet [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rabâcheur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Ekel	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur	affreux bonhomme; aversion; brigand; canaille; casse-cul; charogne; clown; cochon; con; coquin; crapule; dégoût; emmerdeur; espiègle; farceur; fripouille; gaillard; gredin; horreur; lourdaud; misérable; paillasse; plaisantin; répulsion; salaud; sale type; type inquiétant; type répugnant
Griesgram	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur	anxieux; bougon; chagrin; difficulté; désagrément; embarras; ennui; grognon; inconvénient; mauvaise humeur; mécontent; ours; peine; pessimiste; pétrin; revendicateur; ronchon; ronchonneur; rouspéteur; râleur; râleuse; tourment; tourmenté; tristesse
Klatschbase	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur	bavard; bavarde; bavardeur; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
Meckerer	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur	bougon; fainéant; fêtard; grognon; mécontent; ours; revendicateur; ronchon; ronchonneur; rouspéteur; râleur; râleuse
Meckerfritze	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
Nölpeter	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
Nölsuse	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
Nörgler	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur	bougon; chicaneur; chicaneuse; grognon; importuns; lambin; mécontent; ours; rabâcheurs; retardataire; revendicateur; ronchon; ronchonneur; rouspéteur; râleur; râleuse; tire-au-flanc; traînard; vétineur; vétineuse
Quengler	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
jemand der sehr viel Unsinn redet	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur

Synoniemen voor "rabâcheur":

radoteur; ressasseur; gâteux

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal rabâcheur van Frans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor rabâcheur (Frans) in het Duits

rabâcheur:

rabâcheur [le ~] zelfstandig naamwoord

le rabâcheur (casse-pieds; emmerdeur; casse-cul; radoteur)

le rabâcheur (bavardeur; pipelette; radoteur; jacasseur; commère; bavard; causeur; concierge; personne qui parle dans le vide)

Vertaal Matrix voor rabâcheur:

Synoniemen voor "rabâcheur":