Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. pif:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor pif (Frans) in het Duits

pif:

pif [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le pif (museau)
    die Schnauze
    • Schnauze [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. le pif (nez de patate)
    die Kartoffelnase
  3. le pif (nez tubéreux; trompe)
    die Knollennase

Vertaal Matrix voor pif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kartoffelnase nez de patate; pif
Knollennase nez tubéreux; pif; trompe
Schnauze museau; pif bec; bec verseur; grande gueule; gueule; museau

Synoniemen voor "pif":

  • blair; blase; tarin; nez

Wiktionary: pif

pif
noun
  1. (familier, fr) nez.
pif
noun
  1. (umgangssprachlich) Nase

Cross Translation:
FromToVia
pif Rüssel; Riecher schnozzle — slang: human nose