Passeport in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

passeport:
- Ausweis; Paß; Reisepaß; Ausweiskarte; Reisedokument; Reisepass; Bergpaß; Gebirgspaß
Wiktionary:
- passeport → Paß, Reisepaß, Reisepass, Pass
- passeport → Reisepass, Pass

Frans

Uitgebreide vertaling voor passeport (Frans) in het Duits

le passeport (légitimation; carte d'identité; pièce d'identité)
der Ausweis; der Paß; der Reisepaß; die Ausweiskarte
- Ausweis [der ~] zelfstandig naamwoord
- Paß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Reisepaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausweiskarte [die ~] zelfstandig naamwoord
le passeport (permis)
Reisedokument; der Paß
- Reisedokument [das ~] zelfstandig naamwoord
- Paß [der ~] zelfstandig naamwoord
le passeport
der Reisepaß
- Reisepaß [der ~] zelfstandig naamwoord
le passeport
Reisepass
- Reisepass
le passeport (col; titre de démobilisation; carte; certificat de libération; permission)
der Paß; der Bergpaß; der Gebirgspaß
- Paß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bergpaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gebirgspaß [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Ausweis	carte d'identité; légitimation; passeport; pièce d'identité	carte d'abonnée; carte d'entrée; carte d'identité; carte de membres; document d'identité; légitimation; pièce d'identité; ticket; ticket d'entrée
Ausweiskarte	carte d'identité; légitimation; passeport; pièce d'identité	carte d'identité; légitimation; pièce d'identité
Bergpaß	carte; certificat de libération; col; passeport; permission; titre de démobilisation
Gebirgspaß	carte; certificat de libération; col; passeport; permission; titre de démobilisation
Paß	carte; carte d'identité; certificat de libération; col; légitimation; passeport; permis; permission; pièce d'identité; titre de démobilisation	carte bancaire; carte d'abonnée; carte d'entrée; carte d'identité; carte de crédit; carte de crédit bancaire; carte de membres; ticket; ticket d'entrée
Reisedokument	passeport; permis
Reisepaß	carte d'identité; légitimation; passeport; pièce d'identité
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Reisepass	passeport

passeport

noun

administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.
- passeport → Paß; Reisepaß

passeport

noun

ein Ausweisdokument, das das Ein- und Ausreisen in bestimmte Staaten erlaubt oder erst ermöglicht
- Reisepass → passeport
Dokument, das für AuslandsReise erforderlich ist, falls es zwischen dem Heimatland und dem Zielland keine Sondervereinbarungen gibt, Reisepass
- Pass → passeport

Cross Translation:

From	To	Via
• passeport	→ Reisepass	↔ paspoort — officieel document dat de houder identificeren als burger van een bepaald land, en vraagt toestemming in de naam van de regering van het uitgevende land om de houder in het land toelaten
• passeport	→ Reisepass; Pass	↔ passport — official document