Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
mince:
- dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich; schlank; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut; schön; angenehm; herrlich; erfreulich; trocken; knapp; dürr; empfindlich; winzig; geringfügig; eng; gering; hinfällig; schäbig; ärmlich; armselig; spärlich; miserabel; klein; schwach; sparsam; kläglich; schlecht; hohl; öde; schlapp; hilflos; schlaff; handlich; unscheinbar; ungültig; flau; schütter; vergänglich; gedrungen; grundlos; schadhaft; schwächlich; sehrklein; spindeldürr; scmächtig
-
Wiktionary:
- mince → dünn, schmal, schlank, klein, unbedeutend, Kleinigkeit, schmächtig
- mince → schlank, dürr, mager, dünn
Frans
Uitgebreide vertaling voor mince (Frans) in het Duits
mince:
-
mince (qui n'a que la peau et les os; maigre; grêle; délié; fluet)
dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (de taille fine; frêle; fin; gracile; svelte; maigrichon; fragile; maigre; finement; tendre)
schlank; dünn; schmächtig; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut-
schlank bijvoeglijk naamwoord
-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
leichtgebaut bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
rank bijvoeglijk naamwoord
-
grazil bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich gebaut bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (svelte; délié; gracile; grêle; élancé; fluet)
schön; fein; angenehm; herrlich; erfreulich-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
herrlich bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (aride; sec; pauvre; désseché; frugal; peu; maigre; minable; grêle; tari; misérable; pitoyable; chiche; malingre; pingre; ladre)
-
mince (pauvre; maigre; sobre; chiche; parcimonieux; rare; pauvrement; sobrement)
empfindlich; knapp; schmächtig; winzig; geringfügig; eng; gering; karg; dürftig; hinfällig; schäbig; hager; ärmlich; armselig-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
geringfügig bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hinfällig bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
ärmlich bijvoeglijk naamwoord
-
armselig bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (pauvre; pitoyable; maigre; dépourvu; défavorisé; misérable; frêle; fluet)
spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; dürftig; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein-
spärlich bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
miserabel bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
klein bijvoeglijk naamwoord
-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
geringfügig bijvoeglijk naamwoord
-
sparsam bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
kläglich bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
schlecht bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
hohl bijvoeglijk naamwoord
-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
öde bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hinfällig bijvoeglijk naamwoord
-
schlapp bijvoeglijk naamwoord
-
hilflos bijvoeglijk naamwoord
-
schlaff bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
unscheinbar bijvoeglijk naamwoord
-
ungültig bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
schütter bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
vergänglich bijvoeglijk naamwoord
-
gedrungen bijvoeglijk naamwoord
-
grundlos bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
schadhaft bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
sehrklein bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (maîgre; fine; maigrichon; frêle; fragile; délicat; effilé; gracile)
dünn; spindeldürr; schlank; hager-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
spindeldürr bijvoeglijk naamwoord
-
schlank bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (effilé; élancé; maigre; fluet)
hager; schmächtig; spindeldürr-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
spindeldürr bijvoeglijk naamwoord
-
-
mince (de taille fine; tendre; fin; maigre; fine; svelte)
Vertaal Matrix voor mince:
Synoniemen voor "mince":
Wiktionary: mince
mince
Cross Translation:
adjective
mince
-
Qui a peu d’épaisseur.
- mince → dünn
-
Svelte, élancé, pas gros.
-
Qui est faible, peu considérable, médiocre.
- mince → unbedeutend; Kleinigkeit
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mince | → schlank; dürr; mager | ↔ lean — being slim and muscular |
• mince | → schlank | ↔ slim — slender |
• mince | → dünn | ↔ thin — having little thickness or extent from one surface to its opposite |
• mince | → dünn | ↔ thin — very narrow in all diameters; having a cross section that is small in all directions |