Handicap in het Duits vertaald uit het Frans

Frans

Uitgebreide vertaling voor handicap (Frans) in het Duits

l'handicap (manque; défaut; anomalie; imperfection; infirmité)
die Abweichung; Handikap; Defekt
- Abweichung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Handikap [das ~] zelfstandig naamwoord
- Defekt [das ~] zelfstandig naamwoord
l'handicap (infirmité; manque)
Gebrechen; Handikap; körperliches Gebrechen; die Ermangelung
- Gebrechen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Handikap [das ~] zelfstandig naamwoord
- körperliches Gebrechen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Ermangelung [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abweichung	anomalie; défaut; handicap; imperfection; infirmité; manque	aberration; différence; différenciation; différentiation; dissimulation; individuation; jeu; marge; écart; écart de rapprochement
Defekt	anomalie; défaut; handicap; imperfection; infirmité; manque	avarie; besoin; dommage; défaut; dérangement; erreur; manque; misère; panne; pénurie
Ermangelung	handicap; infirmité; manque	absence; besoin; disette; défaut; déficience; déficit; faiblesse; frugalité; impuissance; infortune; lacune; manque; misère; pauvreté; pénurie; rareté; sensibilité
Gebrechen	handicap; infirmité; manque	besoin; défaut; manque; misère; pénurie
Handikap	anomalie; défaut; handicap; imperfection; infirmité; manque
körperliches Gebrechen	handicap; infirmité; manque

handicap

noun

handicap

noun

soziale (und/oder körperliche) Benachteiligung aufgrund einer Behinderung
- Handicap → handicap

Cross Translation:

From	To	Via
• handicap	→ Behinderung	↔ disability — absence of physical, intellectual, or moral fitness
• handicap	→ Behinderung	↔ handicap — disadvantage, in particular physical or mental disadvantages of people

Computer vertaling door derden: