Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Vertaal grosseur

Vertaal grosseur van Frans naar Duits

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

grosseur:
- Umfang; Korpulenz; Beleibtheit
- Beule; Buckel; Blase; Geschwulst
Wiktionary:
- grosseur → Dicke

Frans

Uitgebreide vertaling voor grosseur (Frans) in het Duits

grosseur:

grosseur [la ~] zelfstandig naamwoord

la grosseur (corpulence; épaisseur; consistance; voluminosité; embonpoint)
der Umfang; die Korpulenz
- Umfang [der ~] zelfstandig naamwoord
- Korpulenz [die ~] zelfstandig naamwoord
la grosseur (épaisseur)
die Beleibtheit; die Korpulenz
- Beleibtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Korpulenz [die ~] zelfstandig naamwoord

grosseur [le ~] zelfstandig naamwoord

le grosseur (renflement; bosse; enflure; boule)
die Beule; der Buckel; die Blase; die Geschwulst
- Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
- Buckel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Blase [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschwulst [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grosseur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Beleibtheit	grosseur; épaisseur
Beule	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	abcès; ampoule; bosse; bouffissure; bouton; bubon; bulle; contusion; coup; enflure; gonflement; lésion; meurtrissure; partie blette; quignon; tumeur; tuméfaction
Blase	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	ampoule; cloque; vessie
Buckel	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	bosse; bosses; bossu; nodosités
Geschwulst	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	kyste; lipome; tumeur; tumeur graisseuse
Korpulenz	consistance; corpulence; embonpoint; grosseur; voluminosité; épaisseur	consistance; corpulence; embonpoint; obésité
Umfang	consistance; corpulence; embonpoint; grosseur; voluminosité; épaisseur	consistance; corpulence; embonpoint; obésité; portée

Synoniemen voor "grosseur":

boursouflure; ballonnement; bouffissure; boursouflement; bubon; bulle; cloque; enflure; gonflement; oedème; tumeur; turgescence; corpulence; embonpoint; empâtement; épaississement; obésité; rondeur; dimension; grandeur; proportion; mesure; mensuration; largeur; longueur; hauteur; profondeur; épaisseur; importance; taille; format; rotondité; recouvrement; dilatation; tuméfaction; bosse; consistance; étendue; abondance; compacité; densité; lourdeur; viscosité; calibre; abcès; intumescence; adiposité

Wiktionary: grosseur

Cross Translation:

From	To	Via
• grosseur	→ Dicke	↔ thickness — property of being thick in dimension