Frayeur in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

frayeur:
- Angst; Ängstlichkeit; Schreck; Furcht; Entsetzen; Abscheu; Bestürzung; Bestürztheit; Panik; Schrecken
Wiktionary:
- frayeur → Schrecken, Angst

Frans

Uitgebreide vertaling voor frayeur (Frans) in het Duits

la frayeur (inquiétude; peur; anxiété; angoisse; crainte; appréhension; effroi)
die Angst; die Ängstlichkeit
- Angst [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ängstlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
la frayeur (peur; effroi; terreur)
der Schreck; die Furcht; Entsetzen; der Abscheu; die Bestürzung; die Bestürztheit
- Schreck [der ~] zelfstandig naamwoord
- Furcht [die ~] zelfstandig naamwoord
- Entsetzen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Abscheu [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bestürzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bestürztheit [die ~] zelfstandig naamwoord
la frayeur (panique; angoisse; peur; terreur; crainte; effroi; affolement)
die Panik; der Schrecken; die Angst
- Panik [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schrecken [der ~] zelfstandig naamwoord
- Angst [die ~] zelfstandig naamwoord
la frayeur (effroi; angoisse; peur)
der Schrecken
- Schrecken [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abscheu	effroi; frayeur; peur; terreur	abomination; atrocité; aversion; dégoût; horreur; répulsion; épouvante
Angst	affolement; angoisse; anxiété; appréhension; crainte; effroi; frayeur; inquiétude; panique; peur; terreur	manque d'air; oppression; renfermé; suffocation; étranglement
Bestürztheit	effroi; frayeur; peur; terreur	ahurissement; perplexité; ébahissement
Bestürzung	effroi; frayeur; peur; terreur	affolement; ahurissement; angoisses; confusion; consternations; craintes; déconcertation; embrouillement; perplexité; peurs; trouble; ébahissement; égarement
Entsetzen	effroi; frayeur; peur; terreur	consternation; émotion; épouvante
Furcht	effroi; frayeur; peur; terreur	angoisse; anxiété; crainte; frousse; inquiétude; lâcheté; peur; timidité
Panik	affolement; angoisse; crainte; effroi; frayeur; panique; peur; terreur
Schreck	effroi; frayeur; peur; terreur
Schrecken	affolement; angoisse; crainte; effroi; frayeur; panique; peur; terreur	abomination; angoisses; anxiétés; atrocité; atrocités; craintes; dégoût; horreur; horreurs; inquiétudes; peurs; épouvante; épouvantes
Ängstlichkeit	angoisse; anxiété; appréhension; crainte; effroi; frayeur; inquiétude; peur	angoisse; anxiété; crainte; frousse; inquiétude; lâcheté; peur; pleutrerie; pudicité; timidité

frayeur

noun

Trouble véhément causé par la menace d’un mal véritable ou l’idée d’un mal imaginaire.
- frayeur → Schrecken; Angst