Formule in het Duits vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

formule:
- Formel
formuler:
- formulieren; in Worte fassen; ausdrücken; verbalisieren; einkleiden; mitteilen; sich aus drücken
Wiktionary:
- formule → Formel, Schlagwort
- formule → Formel, Formular
- formuler → formulieren, ausdrücken
- formuler → darlegen, formulieren

Frans

Uitgebreide vertaling voor formule (Frans) in het Duits

formule:

formule [la ~] zelfstandig naamwoord

la formule
die Formel
- Formel [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor formule:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Formel	formule
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Formel		Équation

Synoniemen voor "formule":

devise; dicton; billet; change; pensée; slogan; adage; proverbe; sentence; parole; mot; maxime; aphorisme; apophtegme; précepte; réflexion; équation; relation; expression; locution; terme; tour; tournure; euphémisme; idiotisme; trait; pointe; figure; métaphore; symbole; énoncé; procédé; libellé; texte; écrit; méthode; logique; façon; théorie; art; système; mode; recette; modalité; condition; type; phrase; lexie; tirade; discours; moyen; secret; combine; ficelle; artifice; procédure; pratique; conduite; comportement; fruit

Wiktionary: formule

formule

noun

expression rigoureux et condenser en termes qui définir une idée, une doctrine, une croyance, un sophisme, une opération, un ensemble d’opérations.
- formule → Formel

formule

noun

weithin bekannte, griffige Formulierung einer Idee oder Vorstellung, die vor allem in der gesellschaftlichen oder politischen Auseinandersetzung oder auch in der Werbung als programmatisch oder vorbildlich hingestellt werden soll
- Schlagwort → slogan; mot-clé; formule
Chemie: Folge von Symbolen zur Beschreibung des Aufbaus eines Stoffes
- Formel → formule
Mathematik, Naturwissenschaften: Buchstabengleichung, Ausdruck zur Berechnung einer Größe
- Formel → formule

Cross Translation:

From	To	Via
• formule	→ Formel	↔ formula — in mathematics
• formule	→ Formel	↔ formula — in chemistry
• formule	→ Formular	↔ formulier — een stuk papier waarop voorgedrukte vragen kunnen worden beantwoord

formuler:

formuler werkwoord (formule, formules, formulons, formulez, formulent, formulais, formulait, formulions, formuliez, formulaient, formulai, formulas, formula, formulâmes, formulâtes, formulèrent, formulerai, formuleras, formulera, formulerons, formulerez, formuleront)

formuler (présenter; exprimer; phraser)
formulieren; in Worte fassen; ausdrücken
- formulieren werkwoord (formuliere, formulierst, formuliert, formulierte, formuliertet, formuliert)
- in Worte fassen werkwoord
- ausdrücken werkwoord (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
formuler (exprimer per des paroles; exprimer)
ausdrücken; formulieren; verbalisieren; in Worte fassen
- ausdrücken werkwoord (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
- formulieren werkwoord (formuliere, formulierst, formuliert, formulierte, formuliertet, formuliert)
- verbalisieren werkwoord
- in Worte fassen werkwoord
formuler (phraser; envelopper; tourner; présenter)
einkleiden
- einkleiden werkwoord (kleide ein, kleidest ein, kleidet ein, kleidete ein, kleidetet ein, eingekleidet)
formuler (exprimer; raconter; prononcer; se manifester; interpréter; donner tournure à; manifester; dire; avancer; communiquer; traduire; parler; proférer; se traduire; imiter; s'exprimer; faire un discours)
ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken
- ausdrücken werkwoord (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
- in Worte fassen werkwoord
- mitteilen werkwoord (teile mit, teilst mit, teilt mit, teilte mit, teiltet mit, mitgeteilt)
- sich aus drücken werkwoord

Conjugations for formuler:

Présent

formule
formules
formule
formulons
formulez
formulent

imparfait

formulais
formulais
formulait
formulions
formuliez
formulaient

passé simple

formulai
formulas
formula
formulâmes
formulâtes
formulèrent

futur simple

formulerai
formuleras
formulera
formulerons
formulerez
formuleront

subjonctif présent

que je formule
que tu formules
qu'il formule
que nous formulions
que vous formuliez
qu'ils formulent

conditionnel présent

formulerais
formulerais
formulerait
formulerions
formuleriez
formuleraient

passé composé

ai formulé
as formulé
a formulé
avons formulé
avez formulé
ont formulé

divers

formule!
formulez!
formulons!
formulé
formulant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor formuler:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ausdrücken	avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; exprimer per des paroles; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; phraser; proférer; prononcer; présenter; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire	avoir de la conversation; bavarder; cancaner; caqueter; causer; clapoter; dire; discuter; exprimer; imiter; interpréter; jacasser; jaser; papoter; parler; personnifier; pincer; presser; pressurer; prononcer; raconter; représenter; éteindre
einkleiden	envelopper; formuler; phraser; présenter; tourner	agrémenter; décorer; embellir; enjoliver; orner
formulieren	exprimer; exprimer per des paroles; formuler; phraser; présenter	articuler
in Worte fassen	avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; exprimer per des paroles; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; phraser; proférer; prononcer; présenter; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire
mitteilen	avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire	annoncer; apprendre; cafarder; caractériser; citer; colporter; communiquer; conter; couvrir; dire; divulguer; divulguer quelque chose; déceler; déclarer; décrire; définir; dénoncer; dénoncer quelqu'un; expliquer; faire connaître; faire le compte rendu de; faire mention de; faire part à; faire savoir; informer; informer de; inquiéter; instruire; interpréter; mentionner; mettre au courant; mettre au courant de; mettre en garde contre; moucharder; nommer; notifier; parler; porter à la connaissance de; prévenir; publier; raconter; rapporter; relater; rendre compte; renseigner; répandre; s'annoncer; s'informer de; se renseigner; trahir; écrire
sich aus drücken	avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire
verbalisieren	exprimer; exprimer per des paroles; formuler

Synoniemen voor "formuler":

dire; parler; exprimer; relater; raconter; exposer; révéler; informer; notifier; communiquer; énoncer; émettre; annoncer; expliquer; préciser; avancer; affirmer; alléguer; déclarer; expliciter; prononcer

Wiktionary: formuler

formuler

verb

einen Wortlaut von etwas festlegen/ definieren bzw. einen kurzen, verfestigten sprachlichen Ausdruck festlegen
- formulieren → formuler; articuler
sich verbal in Wort oder Schrift mitteilen
- ausdrücken → formuler; exprimer

Cross Translation:

From	To	Via
• formuler	→ darlegen; formulieren	↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression
• formuler	→ formulieren	↔ formuleren — in woorden omzetten

Verwante vertalingen van formule

Remove Ads

Vertaal formule van Frans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor formule (Frans) in het Duits

formule:

formule [la ~] zelfstandig naamwoord

la formule

Vertaal Matrix voor formule:

Synoniemen voor "formule":

Wiktionary: formule

formuler:

formuler werkwoord (formule, formules, formulons, formulez, formulent, formulais, formulait, formulions, formuliez, formulaient, formulai, formulas, formula, formulâmes, formulâtes, formulèrent, formulerai, formuleras, formulera, formulerons, formulerez, formuleront)

formuler (présenter; exprimer; phraser)

formuler (exprimer per des paroles; exprimer)

formuler (phraser; envelopper; tourner; présenter)

formuler (exprimer; raconter; prononcer; se manifester; interpréter; donner tournure à; manifester; dire; avancer; communiquer; traduire; parler; proférer; se traduire; imiter; s'exprimer; faire un discours)

Conjugations for formuler:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor formuler:

Synoniemen voor "formuler":

Wiktionary: formuler

Verwante vertalingen van formule