Enflure in het Duits vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

enflure:
- Verdickung; Schwellung; Aufgeschwollenheit; Beule; Aufgedunsenheit; Höcker; Wulst; Buckel; Blase; Geschwulst; Ausstülpung; Pickel; Pustel; Finne; Aufgeblasenheit; Geschwollenheit; Schwellen; Wichtigtuerei; Arroganz; Hochmut
Wiktionary:
- enflure → Beule, Knolle, Knoten, Schwellung, Quaddel

Frans

Uitgebreide vertaling voor enflure (Frans) in het Duits

enflure:

enflure [la ~] zelfstandig naamwoord

l'enflure
die Verdickung; die Schwellung
- Verdickung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (bouffissure)
die Aufgeschwollenheit; die Beule; die Schwellung; die Aufgedunsenheit
- Aufgeschwollenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Aufgedunsenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (tuméfaction; ampoule; bosse; gonflement; meurtrissure; bubon; tumeur; abcès)
die Beule; der Höcker; der Wulst; die Schwellung
- Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
- Höcker [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wulst [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (renflement; bosse; grosseur; boule)
die Beule; der Buckel; die Blase; die Geschwulst
- Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
- Buckel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Blase [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschwulst [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (hernie; butte; bosse; ampoule; colline)
der Wulst; die Ausstülpung
- Wulst [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausstülpung [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (petit bouton sur le corps; enflure 2; bulle; ampoule; bosse; tumeur; quignon; bubon; lésion; contusion; gonflement; abcès; meurtrissure; tuméfaction)
der Pickel; die Pustel; die Finne
- Pickel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pustel [die ~] zelfstandig naamwoord
- Finne [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (gonflement)
die Aufgeblasenheit; die Geschwollenheit
- Aufgeblasenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschwollenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (gonflement)
Schwellen
- Schwellen [das ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (gonflement; bouton; quignon; tuméfaction; bulle; ampoule; bosse; lésion; contusion; tumeur; abcès; meurtrissure; bubon)
die Schwellung; die Beule
- Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
l'enflure (emphase; prétention; présomption; suffisance; grandiloquence; style emphatique; style boursouflé)
die Geschwollenheit; der Wichtigtuerei; die Arroganz; der Hochmut
- Geschwollenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wichtigtuerei [der ~] zelfstandig naamwoord
- Arroganz [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hochmut [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor enflure:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Arroganz	emphase; enflure; grandiloquence; présomption; prétention; style boursouflé; style emphatique; suffisance	arrogance; audace; effronterie; fatuité; impertinence; impudence; insolence; orgueil; présomption; prétention; vanité
Aufgeblasenheit	enflure; gonflement
Aufgedunsenheit	bouffissure; enflure
Aufgeschwollenheit	bouffissure; enflure
Ausstülpung	ampoule; bosse; butte; colline; enflure; hernie
Beule	abcès; ampoule; bosse; bouffissure; boule; bouton; bubon; bulle; contusion; enflure; gonflement; grosseur; lésion; meurtrissure; quignon; renflement; tumeur; tuméfaction	bosse; coup; partie blette
Blase	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	ampoule; cloque; vessie
Buckel	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	bosse; bosses; bossu; nodosités
Finne	abcès; ampoule; bosse; bubon; bulle; contusion; enflure; enflure 2; gonflement; lésion; meurtrissure; petit bouton sur le corps; quignon; tumeur; tuméfaction	Finlandais; nageoire; palme
Geschwollenheit	emphase; enflure; gonflement; grandiloquence; présomption; prétention; style boursouflé; style emphatique; suffisance	arrogance; rondeur; sphéricité
Geschwulst	bosse; boule; enflure; grosseur; renflement	kyste; lipome; tumeur; tumeur graisseuse
Hochmut	emphase; enflure; grandiloquence; présomption; prétention; style boursouflé; style emphatique; suffisance	arrogance; emphase; enflure du style; fatuité; fierté; insolence; orgueil; présomption; prétention; style boursouflé; style emphatique; suffisance; vanité
Höcker	abcès; ampoule; bosse; bubon; enflure; gonflement; meurtrissure; tumeur; tuméfaction	bosse; bossu
Pickel	abcès; ampoule; bosse; bubon; bulle; contusion; enflure; enflure 2; gonflement; lésion; meurtrissure; petit bouton sur le corps; quignon; tumeur; tuméfaction	bouton; bouton gras; cognée; comédon; furoncle; pic; pioche; point noir
Pustel	abcès; ampoule; bosse; bubon; bulle; contusion; enflure; enflure 2; gonflement; lésion; meurtrissure; petit bouton sur le corps; quignon; tumeur; tuméfaction	bouton; furoncle
Schwellen	enflure; gonflement	entrées; seuils
Schwellung	abcès; ampoule; bosse; bouffissure; bouton; bubon; bulle; contusion; enflure; gonflement; lésion; meurtrissure; quignon; tumeur; tuméfaction	colline en pente douce
Verdickung	enflure
Wichtigtuerei	emphase; enflure; grandiloquence; présomption; prétention; style boursouflé; style emphatique; suffisance
Wulst	abcès; ampoule; bosse; bubon; butte; colline; enflure; gonflement; hernie; meurtrissure; tumeur; tuméfaction

Synoniemen voor "enflure":

ballonnement; flatulence; flatuosité; gonflement; météorisme; ventosité; bombement; arrondi; bosse; convexité; cintre; courbe; renflement; gibbosité; cyphoscoliose; cyphose; protubérance; saillie; tumeur; ecchymose; proéminence; colline; bosselure; boursouflure; bouffissure; boursouflement; bubon; bulle; cloque; grosseur; oedème; turgescence; dilatation; tuméfaction; engelure; crevasse; froidure; gelure; rougeur; érythème; grossissement; intumescence; fluxion; distension; inflammation; phlébite; tumescence; lésion; excroissance; tubérosité; ampoule; loupe; kyste; abcès; furoncle; orgelet; fibrome; cancer

Wiktionary: enflure

enflure

noun

État de ce qui est enflé (1)
- enflure → Beule; Knolle; Knoten

enflure

noun

Medizin: Stelle am Körper, die dicker als normal ist
- Schwellung → enflure
juckende, rötliche Schwellung der Haut, die zum Beispiel durch Insektenbisse oder Kontakt mit Brennnesseln entsteht
- Quaddel → enflure

Verwante vertalingen van enflure

Remove Ads

Vertaal enflure van Frans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor enflure (Frans) in het Duits

enflure:

enflure [la ~] zelfstandig naamwoord

l'enflure

l'enflure (bouffissure)

l'enflure (tuméfaction; ampoule; bosse; gonflement; meurtrissure; bubon; tumeur; abcès)

l'enflure (renflement; bosse; grosseur; boule)

l'enflure (hernie; butte; bosse; ampoule; colline)

l'enflure (petit bouton sur le corps; enflure 2; bulle; ampoule; bosse; tumeur; quignon; bubon; lésion; contusion; gonflement; abcès; meurtrissure; tuméfaction)

l'enflure (gonflement)

l'enflure (gonflement)

l'enflure (gonflement; bouton; quignon; tuméfaction; bulle; ampoule; bosse; lésion; contusion; tumeur; abcès; meurtrissure; bubon)

l'enflure (emphase; prétention; présomption; suffisance; grandiloquence; style emphatique; style boursouflé)

Vertaal Matrix voor enflure:

Synoniemen voor "enflure":

Wiktionary: enflure

Verwante vertalingen van enflure