Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
courant:
- fließend; flüssig; strömend; gewöhnlich; gebräuchlich; üblich; gängig; alltäglich; herkömmlich; laufend; gutgehend; einfach; allgemein; ordinär; trivial; aktuell; gegenwärtig; im Moment; jetzt; derzeitig; im Augenblick; momentan; augenblicklich; schnelläufig; gangbar; gemein; fortwährend; kontinuierlich; ständig; umgehend; zirkulierend; gering; winzig; niederträchtig; kleinlich; mies; banal; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich
- Fluß; Bachlein; Bach; kleineStrom; Elektrizität; Strom; Flüsse; Jähzorn; Treibstrom; Meereströmung; Geistesströmung
-
Wiktionary:
- courant → Strömung, Strom
- courant → landläufig, gängig, flüssig
- courant → gang und gäbe, Strömung, Strom, gegenwärtig, elektrischer Strom, fließend, Energie, gangbar
Frans
Uitgebreide vertaling voor courant (Frans) in het Duits
courant:
-
courant (coulant; fluide)
-
courant (commun; normal; habituel; mondain; usuel; banal; à la mode; dernier cri; généralement admis; de mise; vendable; ayant cours; négociable; d'usage)
gewöhnlich; gebräuchlich; üblich; gängig; alltäglich; herkömmlich-
gewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
gebräuchlich bijvoeglijk naamwoord
-
üblich bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
herkömmlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (en courant; en cours; à pied)
-
courant (habituel; normal; ordinaire; commun; d'usage)
gebräuchlich; üblich; einfach; allgemein; alltäglich; gängig; herkömmlich-
gebräuchlich bijvoeglijk naamwoord
-
üblich bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
allgemein bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
herkömmlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (tout simple; commun; ordinaire; normal)
gewöhnlich; alltäglich; gängig; ordinär; trivial-
gewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
ordinär bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (d'aujourd'hui; actuel; présent; de nos jours)
aktuell; gegenwärtig; im Moment; jetzt; derzeitig; im Augenblick; momentan; augenblicklich-
aktuell bijvoeglijk naamwoord
-
gegenwärtig bijvoeglijk naamwoord
-
im Moment bijvoeglijk naamwoord
-
jetzt bijvoeglijk naamwoord
-
derzeitig bijvoeglijk naamwoord
-
im Augenblick bijvoeglijk naamwoord
-
momentan bijvoeglijk naamwoord
-
augenblicklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (rapide)
schnelläufig-
schnelläufig bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (normal; généralement admis; habituel; usuel; commun; de mise; d'usage)
gewöhnlich; üblich; gangbar; gebräuchlich; alltäglich; gemein; gängig-
gewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
üblich bijvoeglijk naamwoord
-
gangbar bijvoeglijk naamwoord
-
gebräuchlich bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (continu; suivi; ininterrompu; continuel; continuellement; permanent; sans interruption; d'une façon permanente)
fortwährend; kontinuierlich; ständig-
fortwährend bijvoeglijk naamwoord
-
kontinuierlich bijvoeglijk naamwoord
-
ständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
courant (circulant)
-
courant (bas; basse; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement)
gering; einfach; winzig; niederträchtig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
kleinlich bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
gehässig bijvoeglijk naamwoord
-
verrucht bijvoeglijk naamwoord
-
landläufig bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
fühllos bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
schmählich bijvoeglijk naamwoord
-
-
le courant (ruisseau; coulée; flot; petit courant)
-
le courant (électricité)
-
le courant (ruisseau; flot)
-
le courant (fleuve; rivière)
-
le courant (courant maritime; flux; mouvement; entraînement)
-
le courant
die Meereströmung -
le courant (courant d'idées)
die Geistesströmung
Vertaal Matrix voor courant:
Synoniemen voor "courant":
Wiktionary: courant
courant
Cross Translation:
noun
courant
adjective
-
weit verbreitet, üblich
-
bezogen auf Waren: gut verkäuflich
-
sehr gebräuchlich; weit verbreitet
-
Sprache, Stil, Verkehr: in normalem Tempo ablaufend
-
allgemein üblich und verbreitet
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• courant | → Strömung | ↔ current — part of a fluid that moves continuously in a certain direction |
• courant | → Strom | ↔ current — time rate of flow of electric charge |
• courant | → gegenwärtig | ↔ current — existing or occurring at the moment |
• courant | → elektrischer Strom; Strom | ↔ electric current — measurement of the rate of flow of electric charge |
• courant | → fließend | ↔ fluent — able to speak a language accurately and confidently |
• courant | → Strom; Energie | ↔ power — electricity supply |
• courant | → Strom | ↔ stream — any steady flow or succession of material |
• courant | → Strom | ↔ stroom — elektriciteit |
• courant | → Strömung | ↔ stroming — bepaalde beweging die zekere denkbeelden gemeen heeft |
• courant | → Strömung | ↔ stroming — voortbewegen van een vloeistof |
• courant | → gangbar | ↔ gangbaar — wat gebruikelijk is |