Confiance in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

confiance:
- Vertrauen; Fiduz; Gemütsruhe; Glaube; Überzeugung; Vertrauensstellung
Wiktionary:
- confiance → Vertrauen, Sicherheit, Selbstvertrauen, Zuversicht, Mut
- confiance → Konfidenz, Vertrauen, Zutrauen

Frans

Uitgebreide vertaling voor confiance (Frans) in het Duits

la confiance (confidence; persuasion; conviction)
Vertrauen; Fiduz
- Vertrauen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fiduz [das ~] zelfstandig naamwoord
la confiance (tranquillité d'esprit; tranquillité; sérénité; paix; calme; confidence; lucidité)
die Gemütsruhe
- Gemütsruhe [die ~] zelfstandig naamwoord
la confiance (conviction; persuasion; croyance)
der Glaube; die Überzeugung
- Glaube [der ~] zelfstandig naamwoord
- Überzeugung [die ~] zelfstandig naamwoord
la confiance
Vertrauensstellung
- Vertrauensstellung

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Fiduz	confiance; confidence; conviction; persuasion
Gemütsruhe	calme; confiance; confidence; lucidité; paix; sérénité; tranquillité; tranquillité d'esprit
Glaube	confiance; conviction; croyance; persuasion	avis; conception de la vie; confession; conjecture; conviction; conviction religieuse; convictions; croyance; croyances religieuses; culte; disposition; esprit; foi; humeur; opinion; philosophie; présomption; religion; soupçon; supposition; état d'âme
Vertrauen	confiance; confidence; conviction; persuasion
Überzeugung	confiance; conviction; croyance; persuasion	avis; conception; conviction; opinion
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Vertrauensstellung	confiance	relation d'approbation

confiance

noun

confiance

noun

der feste Glaube daran, dass etwas Positives geschehen wird
- Zuversicht → confiance
Überzeugung von der Richtigkeit bzw. Wahrheit einer Handlung oder eines anderen Menschen. In der Regel ein gegenseitiges Verhältnis der Zuverlässigkeit
- Vertrauen → confiance
Gemütszustand, in dem neue Aufgaben mit Zuversicht begonnen oder fortgeführt werden
- Mut → assurance; confiance

Cross Translation:

From	To	Via
• confiance	→ Vertrauen; Zutrauen	↔ confidence — quality of trusting
• confiance	→ Vertrauen	↔ trust — confidence in or reliance on some person or quality
• confiance	→ Vertrauen	↔ vertrouwen — het geloof in betrouwbaarheid van een persoon

Computer vertaling door derden: