Frans
Uitgebreide vertaling voor concis (Frans) in het Duits
concis:
-
concis (bref; brièvement; résumé; sommaire; succinct; succinctement; sommairement; récapitulé; d'une façon concise)
kurz; bündig; kurzgefaßt; summarisch-
kurz bijvoeglijk naamwoord
-
bündig bijvoeglijk naamwoord
-
kurzgefaßt bijvoeglijk naamwoord
-
summarisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
concis (à propos; au point)
-
concis (bref; brièvement; succinct; court; succinctement)
kurzgefaßt; bündig; kurz-
kurzgefaßt bijvoeglijk naamwoord
-
bündig bijvoeglijk naamwoord
-
kurz bijvoeglijk naamwoord
-
-
concis (lapidaire; sommaire; bref; succinct; succinctement; sans détours)
-
concis (sommaire; bref; succinctement; brièvement; succinct; au minimum; minime; minimal)
bündig; kurz; knapp; summarisch-
bündig bijvoeglijk naamwoord
-
kurz bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
summarisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
concis (miniscule; sommaire; négligeable; peu important; succinctement; succinct; futile; insignifiant; sans importance; de peu d'importance)
winzig klein; sehr gering; winzig; geringfügig; verschwindend klein; sehr klein-
winzig klein bijvoeglijk naamwoord
-
sehr gering bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
geringfügig bijvoeglijk naamwoord
-
verschwindend klein bijvoeglijk naamwoord
-
sehr klein bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor concis:
Synoniemen voor "concis":
Computer vertaling door derden: