Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
- commandes:
-
commander:
- bestellen; anfordern; zustellen; austragen; liefern; insHausliefern; senden; führen; leiten; steuern; anordnen; kommandieren; lenken; befehlen; gebieten; verordnen; herrschen über; Herr sein über; vorschreiben; diktieren; auftragen; anführen; dirigieren; beauftragen; erlassen; regieren; herrschen; beherrschen; entziehen; abtrennen; ausladen; entreißen; kontrollieren
-
Wiktionary:
- commander → befehlen, anordnen, erfordern, verlangen, bestellen, behrrschen, kommandieren, ordern
- commander → befehlen, kommandieren, in Auftrag geben, leiten, führen, anordnen, bestellen, ordern, anführen
Frans
Uitgebreide vertaling voor commandes (Frans) in het Duits
commandes:
-
la commandes (commissions)
-
la commandes
die Bedienungsorgane
Vertaal Matrix voor commandes:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ausschüsse | commandes; commissions | déchets; rebuts |
Bedienungsorgane | commandes | |
Bestellungen | commandes; commissions |
commander:
commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
-
commander (distribuer à domicile)
bestellen; anfordern; zustellen; austragen; liefern; insHausliefern; senden-
insHausliefern werkwoord
-
commander (mener; diriger; avoir le commandement; ordonner; présider; gouverner; administrer; piloter)
führen; leiten; steuern; anordnen; kommandieren; lenken; befehlen; gebieten; verordnen-
kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
-
commander (prescrire)
gebieten; befehlen; herrschen über; Herr sein über-
herrschen über werkwoord
-
Herr sein über werkwoord
-
commander (ordonner; prescrire; dicter)
vorschreiben; befehlen; anordnen; gebieten; verordnen; diktieren; auftragen-
vorschreiben werkwoord (schreibe vor, schreibst vor, schreibt vor, schrieb vor, schriebt vor, vorgeschrieben)
-
-
commander (diriger; conduire; gérer; gouverner; mener; présider; manier; administrer)
-
commander (ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; sommer; consacrer à; obliger à; diriger)
gebieten; befehlen; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; regieren; herrschen; beherrschen-
kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
-
commander (arracher; extorquer; soutirer; forcer)
-
commander (régir; gouverner; diriger; maîtriser; dominer)
regieren; herrschen; befehlen; kontrollieren; gebieten; kommandieren; steuern; lenken; beherrschen-
kontrollieren werkwoord (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
Conjugations for commander:
Présent
- commande
- commandes
- commande
- commandons
- commandez
- commandent
imparfait
- commandais
- commandais
- commandait
- commandions
- commandiez
- commandaient
passé simple
- commandai
- commandas
- commanda
- commandâmes
- commandâtes
- commandèrent
futur simple
- commanderai
- commanderas
- commandera
- commanderons
- commanderez
- commanderont
subjonctif présent
- que je commande
- que tu commandes
- qu'il commande
- que nous commandions
- que vous commandiez
- qu'ils commandent
conditionnel présent
- commanderais
- commanderais
- commanderait
- commanderions
- commanderiez
- commanderaient
passé composé
- ai commandé
- as commandé
- a commandé
- avons commandé
- avez commandé
- ont commandé
divers
- commande!
- commandez!
- commandons!
- commandé
- commandant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor commander:
Synoniemen voor "commander":
Wiktionary: commander
commander
Cross Translation:
verb
commander
-
Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).
-
Imposer, rendre obligatoire.
-
Inspirer un sentiment dont il est difficile de se défendre.
- commander → verlangen
-
Donner ordre à un ouvrier, un artisan, de faire une chose de son métier.
- commander → bestellen
-
Maitriser, dominer, en parlant de l'âme, des sentiments, des passions.
- commander → behrrschen
-
Diriger en vertu d’une autorité qui a été déléguée.
- commander → anordnen; befehlen; kommandieren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• commander | → befehlen; kommandieren | ↔ command — to order |
• commander | → in Auftrag geben | ↔ commission — order a work of art |
• commander | → leiten; führen | ↔ head — (transitive) be in command of |
• commander | → leiten | ↔ lead — conduct or direct with authority |
• commander | → befehlen; anordnen | ↔ order — to issue a command |
• commander | → bestellen; ordern | ↔ order — to request some product or service |
• commander | → kommandieren; befehlen | ↔ commanderen — bevelen |
• commander | → befehlen | ↔ bevelen — een dwingende opdracht geven. |
• commander | → anführen | ↔ aanvoeren — bevel voeren over |