Bousilleur in het Duits vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

bousilleur:
- Schuster; Stümper; Pfuscher; Panscher; Sudler; Schieber; Schwindler; Schmierer; Schmierfink; Scharlatan; Kurpfuscher; Quacksalber
Wiktionary:
- bousilleur → Stümper, Blindgänger
- bousilleur → Pfuscher, Pfuscherin

Frans

Uitgebreide vertaling voor bousilleur (Frans) in het Duits

bousilleur:

bousilleur [le ~] zelfstandig naamwoord

le bousilleur (maladroit; colificheur; andouille; drôle de type; brimborion; chiffon; loque; manchot; empoté; gaffeur; pauvre diable; pauvre type)
der Schuster; der Stümper; der Pfuscher
- Schuster [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
le bousilleur (amateur; bricoleur; gâte-métier)
der Pfuscher; der Stümper; der Panscher; der Sudler
- Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Panscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Sudler [der ~] zelfstandig naamwoord
le bousilleur (amateur; bricoleur; gâte-métier)
der Schieber; der Stümper; der Schwindler; der Schmierer; der Schmierfink; der Sudler
- Schieber [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schwindler [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schmierer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schmierfink [der ~] zelfstandig naamwoord
- Sudler [der ~] zelfstandig naamwoord
le bousilleur (bricoleur)
der Stümper; der Pfuscher
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
le bousilleur (charlatan)
der Pfuscher; der Stümper; der Scharlatan; der Kurpfuscher; der Quacksalber
- Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Scharlatan [der ~] zelfstandig naamwoord
- Kurpfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Quacksalber [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bousilleur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kurpfuscher	bousilleur; charlatan	bricoleur; charlatan; charlatans
Panscher	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier
Pfuscher	amateur; andouille; bousilleur; bricoleur; brimborion; charlatan; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; gâte-métier; loque; maladroit; manchot; pauvre diable; pauvre type	bousilleurs; bricoleur; manches; minus; pantes
Quacksalber	bousilleur; charlatan	bricoleur; charlatan; charlatans; sorciers
Scharlatan	bousilleur; charlatan	bricoleur; charlatan
Schieber	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier
Schmierer	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier	barbouilleur; barbouilleurs; boussilleurs; gacheurs; gâcheur de métier; gâcheuse de métier; gâte-métier; rapin; saboteurs; tricheurs
Schmierfink	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier	brigand; canaille; clochard; clown; cochon; con; crapule; espiègle; farceur; fripouille; gaillard; gredin; immondices; mendiant; misérable; ordure; paillasse; plaisantin; polisson; salaud; vaurien
Schuster	andouille; bousilleur; brimborion; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; loque; maladroit; manchot; pauvre diable; pauvre type	cordonnier; cordonniers
Schwindler	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier	carambouilleur; dupeur; dupeurs; escroc; escrocs; fabulateur; fausseur; fricoteur; fricoteurs; imposteur; menteur; menteurs; tricheurs; trompeur; trompeurs
Stümper	amateur; andouille; bousilleur; bricoleur; brimborion; charlatan; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; gâte-métier; loque; maladroit; manchot; pauvre diable; pauvre type	abruti; bousilleurs; bricoleur; bêta; crétin; gros bêta; gros malin; idiot; imbécile; malheureux; manches; menuisier qui travaille au riflard; minus; niais; nigaud; noix; nouille; pantes; pauvre bougre; pauvre diable; pauvre malheureux; pauvre type; sot; tête d'oeuf; tête de veau; âne
Sudler	amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier	barbouilleur; barbouilleurs; boussilleurs; gacheurs; gâcheur de métier; gâcheuse de métier; rapin; saboteurs; tricheurs

Wiktionary: bousilleur

bousilleur

noun

abwertend: Person, die sich bei etwas keine Mühe gibt
- Stümper → paresseux; bousilleur
abwertend: Person, die auf einem Gebiet, auf dem sie tätig ist, nur wenige oder gar keine Kenntnisse hat
- Stümper → incapable; bousilleur
-
- Blindgänger → adultère; homme; impotent; célibataire; solitaire; fanfaron; fanfaronne; objecteur de conscience; bide; flop; bousilleuse; acte manqué; bousilleur; raté; ratée

Cross Translation:

From	To	Via
• bousilleur	→ Pfuscher; Pfuscherin	↔ bungler — one who makes mistakes

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal bousilleur van Frans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor bousilleur (Frans) in het Duits

bousilleur:

bousilleur [le ~] zelfstandig naamwoord

le bousilleur (maladroit; colificheur; andouille; drôle de type; brimborion; chiffon; loque; manchot; empoté; gaffeur; pauvre diable; pauvre type)

le bousilleur (amateur; bricoleur; gâte-métier)

le bousilleur (amateur; bricoleur; gâte-métier)

le bousilleur (bricoleur)

le bousilleur (charlatan)

Vertaal Matrix voor bousilleur:

Wiktionary: bousilleur