Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bonus:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bonus (Frans) in het Duits

bonus:

bonus [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bonus (surplus; supplément; prime)
    der Rest; die Reste; der Überschuß; Zuviel; der Restbestand; der Überrest; Surplus
    • Rest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Überschuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuviel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Restbestand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überrest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Surplus [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bonus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Rest bonus; prime; supplément; surplus bon; chiffon; coupon; frichti; fricot; lambeau; métrage; pièce; pièce de tissu; quittance; restant; reste; reçu; récépissé; résidu; sédiment; tambouille; ticket; tissu; torchon
Restbestand bonus; prime; supplément; surplus bon; chiffon; coupon; lambeau; métrage; pièce; pièce de tissu; quittance; restant; reste; reçu; récépissé; résidu; sédiment; ticket; tissu; torchon
Reste bonus; prime; supplément; surplus
Surplus bonus; prime; supplément; surplus bon; chiffon; coupon; lambeau; pièce; quittance; restant; reçu; récépissé; ticket
Zuviel bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus
Überrest bonus; prime; supplément; surplus bon; chiffon; coupon; lambeau; pièce; quittance; restant; reste; reçu; récépissé; résidu; ticket
Überschuß bonus; prime; supplément; surplus abondance; débordement; exces; excès; excédent; immodération; restant; reste; solde; surplus

Synoniemen voor "bonus":


Wiktionary: bonus

bonus
noun
  1. prime.

Cross Translation:
FromToVia
bonus Gratisgeschenk freebie — something which is free