Blessure in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

blessure:
- Verletzung; Blessur; Verwundung; Wunde; Schädigung; Prellung; Kränkung; Übel; Verletzen; Beschädigen
Wiktionary:
- blessure → Verwundung, Verletzung, Wunde
- blessure → Verwundung, Wunde, Verletzung

Frans

Uitgebreide vertaling voor blessure (Frans) in het Duits

la blessure (plaie; lésion; traumatisme)
die Verletzung; die Blessur; die Verwundung; die Wunde
- Verletzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Blessur [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verwundung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wunde [die ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (plaie; lésion; trauma; traumatisme)
die Wunde; die Verletzung; die Schädigung; die Verwundung; die Blessur
- Wunde [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verletzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schädigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verwundung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Blessur [die ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (meurtrissure; atteinte; contusion)
die Prellung; die Kränkung; die Verletzung
- Prellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kränkung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verletzung [die ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (injure; atteinte; meurtrissure)
die Verletzung; die Kränkung
- Verletzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kränkung [die ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (traumatisme)
die Verletzung; die Verwundung
- Verletzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verwundung [die ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (mal; douleur)
Übel
- Übel [das ~] zelfstandig naamwoord
la blessure (endommagement; dégâts; détérioration; dommage; atteinte; écrasement; broyage; corrosion; désagrégation; meurtrissure)
Verletzen; Beschädigen
- Verletzen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Beschädigen [das ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Beschädigen	atteinte; blessure; broyage; corrosion; dommage; dégâts; désagrégation; détérioration; endommagement; meurtrissure; écrasement
Blessur	blessure; lésion; plaie; trauma; traumatisme
Kränkung	atteinte; blessure; contusion; injure; meurtrissure	douleur; endolorissement; mal; offense
Prellung	atteinte; blessure; contusion; meurtrissure
Schädigung	blessure; lésion; plaie; trauma; traumatisme	abus; avarie; dommage; défaite; dégradation; dégât; déprédation; détriment; détérioration; endommagement; perte
Verletzen	atteinte; blessure; broyage; corrosion; dommage; dégâts; désagrégation; détérioration; endommagement; meurtrissure; écrasement
Verletzung	atteinte; blessure; contusion; injure; lésion; meurtrissure; plaie; trauma; traumatisme	abus; blessures; contravention; crime; douleur; délit; endolorissement; mal; offense; transgression
Verwundung	blessure; lésion; plaie; trauma; traumatisme
Wunde	blessure; lésion; plaie; trauma; traumatisme
Übel	blessure; douleur; mal	défaut; désagrément; embarras; gémissement; gêne; imperfection; incommodité; inconfort; infirmité légère; lamentation; mal; maladie; maladie légère; négligence; peine; petit mal; plainte; réclamation

blessure

noun

plaie ou fracture produire par un coup ou un choc. — note On le dit plus communément des coups qui entament la chair.
- blessure → Verwundung; Verletzung; Wunde

Cross Translation:

From	To	Via
• blessure	→ Verwundung; Wunde; Verletzung	↔ injury — damage or violation
• blessure	→ Wunde; Verletzung	↔ wound — injury
• blessure	→ Verletzung	↔ wound — something that offends a person’s feelings
• blessure	→ Verletzung	↔ blessure — een verwonding die men door sportbeoefening heeft gekregen